dichterlijke bijdragen, vooral ook van den Uitgever, die geene der minste leverde. Feith, en bilderdijk en zijne Gade, en tollens, en loots, en ... alwie verder, met roem en eere, de snaren tokkelt, offerden hier rijke en milde gaven. De treffend gelijkende en uitmuntend uitgevoerde portretten der beide laatstgenoemde verluisteren, nevens sommige andere plaatjes, dit Jaarboekje, dat onzen lof niet meer behoeft. Waartoe dus meer woorden gespild? Liever op een klein proefje den Lezer vergast; wij kiezen het Recept voor lang Leven.
‘Wat hebt ge toch daar voor gedaan?’
Zoo sprak ik zeekren grijsaard aan:
‘Ik zie u wandien langs de straten,
Het hoofd om hoog, de kniën vast,
Zoo vlug nog als de flinkste gast,
Gezond en blozend uitermaten.’
En lagchend ving de grijsaard aan:
‘Daar heb ik nooit iets voor gedaan,
Maar altijd veel er voor gelaten.’
No. 2. De naam, de eerwaardige naam van n. swart onder de voorrede, als verzamelaar en medewerker.... Waarlijk, veel eere voor eenen Almanak! - Gelukkig (gelijk trouwens te wachten was) is de inhoud van denzelven de beste verdediger van zulk eene zeldzaamheid, immers hier te lande. Die inhoud toch is onberispelijk - neen! hij is lofwaardig. De verhalen (met uitzondering, echter, naar ons gevoel, van de noodlottige Bruiloft, hetwelk wij althans alleen in handen van ouders wenschten) zijn welgeschreven. (In naëma vonden wij jephta's gelofte als doodvonnis voorgesteld.) De dichtstukjes meestal geestig. De strekking van het Nachtegaaltje van loots, fraai in zijne soort, is blijkbaar in de vier slotregels:
'k Geef dan roem op oude talen,
Ouden smaak ook vrolijk weg,
Mits men, bij de nachtegalen,
Mij mijn wildzang niet ontzeg.
Bijzonder belangrijk is het stukje over frans naerebout, en keurig, ver boven de andere prentjes, het portretje van den grijzen Zeerob. - Het boekje is allezins bevallig en zindelijk uitgevord.