woord spreken; de vorm deugt niet, en bij een stukje van dezen aard geldt gewis het Fransche gezegde: La forme emporte le fonds.
Den titel ziet men hierboven. Dan volgen een langer en een korter motto: het eerste geschikt, om ons te bewegen, op oud Rome's voorbeeld, allen boer en soldaat te worden; het tweede, om het wapendragen, met geen minder gezag, dan dat des gouvernements van berlijn, als Godsdienst te leeren beschouwen. Vervolgens vinden wij eene opdragt aan Z.M. van omtrent vijf bladzijden; een voorberigt, met deszelfs naschrift, van vijftien; eindelijk de verhandeling zelve, achter al deze voorwerken tot aan de tanden toe verschanst, zeven en twintig, en dus even zoo veel als de rest beslaande, wanneer wij tot het laatste nog een versje rekenen, dat zoo wat achteraan komt hinken.
Men vindt in deze verzameling een aantal drukfouten, vooral, dat jammer is, in de geleerde Latijnsche aanhalingen, schoon men ze in ons exemplaar met de pen heeft zoeken te herstellen.
En nu een staal! Doch wij zullen er niet om zoeken. Het begin is ons voldoende.
‘Ieder mensch, elk Individu, moet, - is verpligt, verschuldigd, om Gods wil, om zijns zelfs wil, om, ter bevordering van zijn eigen welzijn, om zijne eigene volmaaktheid en gelukzaligheid te bevorderen, en tot den hoogst mogelijken trap, eindeloos te doen klimmen, en in eeuwigheid te vermeerderen, zijne Naasten, zijne medemenschen, elk Individu, elken mensch, alle Individus, alle menschen, die tot het groote huisgezin, tot de Oëconomie, waarvan God, de Vader is, en tot welke ieder mensch, en alle menschen, als zijne kinderen behooren, en onderling te zamen één groot Huisgezin uitmaken, lief te hebben; niet slechts gedurende het tijdvak dezer menschelijke Oëconomie, in dit leven hier op aarde; maar ook na de voleindiging van hetzelve, in een volgend tijdvak, waaraan geen einde komen zal.’