zaakte ontmenging der deelen, is. Wij zien ook, dat de schrijver niet zoo in elken typhus eene ontsteking ziet, als velen dit thans wel doen, en dat hij, hoewel te regt twee tijdperken onderscheidende, waarvan het eerste ontstekingachtig is, en eene ontstekingwerende behandeling vordert, echter het tweede tijdperk als niet ontstekingachtig aanmerkt, daarin prikkelende en bederfwerende middelen aanwendt, en, naar zijne verzekering, met een gelukkig gevolg.
De ziekte, waarvan de schrijver voorts spreekt, als uit eene afwijking in de dieet ten aanzien der spijzen ontstaande, welke zeer dikwijls in hospitalen wordt waargenomen, schijnt eene gastrische koorts geweest te zijn, welke niet zelden in typhus overging, zoo als de behandeling ook uitwijst.
Eene waarneming, betreffende een' hardnekkigen tetanus, na eene wonde van den linkerduim, besluit dit werkje. De algemeene aandoening van het zenuw- en spiergestel ontstond door gemoedsaandoening, maar werd door de wonde onderhouden. De Stutzsche geneeswijze voldeed hier volkomen. Deze waarneming bewijst echter, dat men niet te spoedig moet ophouden met het toedienen van opium, dat men hetzelve en de alkaliën in korte tusschenpoozen moet toedienen, en dat, zoo er eene wonde aanwezig is, men dezelve met alle mogelijke oplettendheid onderzoeken en behandelen moet.