| |
Tijdrekenkundige Verhandeling, dienende ter bevestiging en verklaring van eene tijdrekenkundige Tafel voor de Geschiedenis der Israëlieten en andere Aziatische Volken, vergeleken met die der Grieken en Romeinen, door J. ter Pelkwijk, A.L.M., J.U. et Phil. Dr. Te Zwolle, bij Clement, de Vri en van Stégeren. 1818. In gr. 8vo. VIII en 300 Bl. Te zamen f 4-16-:
Nadat de Heer ter pelkwijk zijne groote vlijt
| |
| |
met veel lof had betoond, in eene Verhandeling over de Maten, Gewigten en Munten der oude Volken, waarvan wij in 1818 kortelijk verslag gegeven hebben, levert hij ons eene tijdrekenkundige Verhandeling en Tafel, welke beide, bij elkander behoorende, een nieuw blijk zijn van zijne uitstekende en prijzenswaardige werkzaamheid in een duister en moeijelijk vak. Opmerkelijk is het, dat, in één en hetzelfde jaar 1818, twee gelijksoortige werken over het aangelegen onderwerp der Tijdrekenkunde in ons vaderland en in onze moedertaal uitgekomen zijn, die beide de onvermoeide vlijt en naauwkeurige behandeling, welke de Nederlandsche Geleerden kenschetsen, op het roemrijkst aan den dag leggen. Wij bedoelen, namelijk, den Tijdmeter, of beknopte Tijdlijst der gewijde Geschiedenis, opgesteld door p. bosveld, welke, met het eerste Deel der Bijlagen over de tijdrekening der Egyptenaren, na 's mans dood uitgekomen, en dit jaar (1819) in dit Maandwerk reeds behoorlijk aangekondigd en naar waarde aanbevolen is. Beide hebben dit in het bijzonder gemeen, dat zij niet vroeger opklimmen dan tot het jaar van Abrahams geboorte, omdat vóór dien tijd de tijdrekening veel te onzeker is; dat zij, nagenoeg, bij hetzelfde tijdvak ophouden, dewijl ter pelkwijk niet verder gaat dan tot de verwoesting van Jeruzalem door de Romeinen, en bosveld, schoon eenige jaren verder gaande, het echter niet verder brengt, dan tot aan het einde der eeuw, waarin die verwoesting voorviel: beide, eindelijk, berekenen de jaren naar onze tijdrekening, als zijnde die berekening voor ons Christenen de eenvoudigste en natuurlijkste, en rekenen dus, tot aan het begin dier tijdrekening, achteruit, bepalende telkens het jaar vóór die tijdrekening, tot hetwelk zij de gebeurtenissen brengen. Met dat al is er in het oogmerk der beide Schrijvers, zoowel als in hunne behandeling,
een zeer groot onderscheid. Bosveld bepaalt zich in zijn' Tijdmeter tot de gewijde Geschiedenis, en behandelt dezelve met eenige uitvoerigheid; terwijl hij slechts hier en daar
| |
| |
iets van de ongewijde Geschiedenis er in aanroert, en, voor zoo verre deze van belang is voor de tijdrekening der gewijde Geschiedenis, dezelve in bijlagen uitvoerig bearbeid heeft; gelijk blijkt, niet alleen uit het boven aangetogene, maar ook uit het andere Deel, eenigen tijd naderhand uitgekomen. Ter pelkwijk's oogmerk strekt zich verder uit. Hij leert niet alleen de tijdrekening van de geschiedenis der Israëlieten, maar ook die der geschiedenis van andere Aziatische volken, met vergelijking van de geschiedenis der Grieken en Romeinen: en dit levert hij kortelijk, en brengt hij, als ware het, onder het oog in zijne tijdrekenkundige Tafel; terwijl hij, al wat hij noodig oordeelt, met gepaste uitvoerigheid bevestigt en verklaart in zijne tijdrekenkundige Verhandeling. Ook komen zij beide niet overeen in de berekening der jaren, gelijk al in den beginne blijken kan, dewijl bosveld het jaar van Abrahams geboorte stelt in het jaar 2317, en ter pelkwijk in het jaar 1997, vóór de Christelijke tijdrekening; een verschil, dat niemand, der zake eenigzins kundig, zal bevreemden, daar er, met alle mogelijke moeite, altijd iets onzekers in de oude tijdrekening gebleven is en blijven zal.
Dan, laat ons ook iets meer bepaalds en bijzonders opteekenen, betreffende de onderhavige Verhandeling en de daarbij behoorende tijdrekenkundige Tafel. In de Verhandeling wordt, in 15 Hoofdstukken, gesproken over de jaren en jaartellingen, - over de verdeeling van de Israëlietische geschiedenis in tijdperken, en derzelver verbinding met de gemeene jaartelling, - over het tijdperk tusschen Abrahams geboorte en den uittogt der Israëlieten uit Egypte, - over het tijdperk tusschen den uittogt en Tempelbouw, - over het tijdperk tusschen den Tempelbouw en de verwoesting van Jeruzalem door Nebucadnezar, - van de oude tijdrekening der Grieken, - over de tijdrekening van het Egyptisch Rijk, - van de Assyrische en Medische Rijken, - van het Babylonisch Chaldeeuwsche Rijk, - van de
| |
| |
overblijfselen der tijdrekening van de Tyriërs, - van het Rijk van Lydiën, - van het Perzische Rijk, - over de tijdrekening der Israëlieten, van de Babylonische ballingschap, tot den dood van Alexander den Grooten, - over de opvolgers van Alexander in Egypte en Syrië, en de eerste Romeinsche Keizers, - eindelijk, over de tijdrekening der Joden, van den tijd van Alexander den Grooten, tot de verwoesting van Jeruzalem. Al deze stukken worden, overeenkomstig des Schrijvers hoofdoogmerk, tijdrekenkundig behandeld, met invlechting, achter, hier en daar, van belangrijke geschiedkundige aanmerkingen en uitweidingen, waar dit te pas scheen te komen. Op deze 15 Hoofdstukken volgt nog een 16de, hetwelk de inrigting en het gebruik der tijdrekenkundige Tafel opgeeft; en dit brengt ons dus van zelf tot eene bijzondere beschouwing derzelve.
De Heer ter pelkwijk, dan, had, gelijk hij zelf betuigt in zijne Verhandeling, bl. 295 en volgg., een groot gebrek opgemerkt in bijna alle tijdrekenkundige Tafels, welke tot nu toe in het licht verschenen zijn; dat daarbij, namelijk, geene juiste verdeeling, naar eene vaste schaal, is in acht genomen, maar gelijke tijdperken dikwijls daarop eene ongelijke ruimte beslaan, naar mate der daarin voorkomende gebeurtenissen. Dit gebrek heeft hij in zijne Tafel getracht te vermijden, en dezelve naar eene vaste schaal ontworpen. Daar hij van gedachte is, dat men thans, vooral nadat de invoering van het metrieke stelsel van Maten en Gewigten in ons vaderland besloten is, alle schalen, zonder eenige uitzondering, van den meter of elle behoort te ontleenen, heeft hij aan elke eeuw de lengte van eenen decimeter of palm gegeven: één jaar bevat dus de lengte van een' millimeter of streep, en de meter of elle is aan 1000 jaren gelijk. Elke gebeurtenis is, zoo veel mogelijk, geplaatst tegen het jaar, waarin zij voorviel, op de naast de Tafel gevonden wordende schaal. De regeertijden van onderscheidene opvolgin- | |
| |
gen van Koningen zijn door gekleurde lijnen aangewezen, en de levens van eenige vermaarde mannen, zoo veel de ruimte toeliet, door enkele lijnen. Deze inrigting kwam hem voor de beste en tot het oogmerk meest geschikt te zijn, dewijl alles daardoor met eenen opslag van het oog, zonder eenige moeite, kan overzien worden.
Wij besluiten, om kort te gaan, dat dit werk, zelfs na den Tijdmeter van bosveld, geenszins als overtollig of onnut kan beschouwd worden. Afzonderlijk is het van groot belang voor de studie der oude Geschiedenis in het algemeen, en, bij het, overeenkomstig zijn oogmerk, meer bepaald werk van bosveld gevoegd, vult het datgene aan, hetwelk tot de studie der oude en algemeene Geschiedenis kan gerekend worden te behooren.
|
|