strekt zich 40 voet uit van het westen naar het oosten. Moeijelijk bleef de gissing, of dezelve tot inlanders, dan wel tot geborene Romeinen behoorde. De Schrijver is, na menigvuldige vergelijkingen en gehoudene correspondentiën, van oordeel, dat deze Grafheuvel is opgerigt bij gelegenheid, dat germanicus, eenen inval of strooptogt in het hart van Germanië bedoelende, in deze omstreken geland, en, nadat de tijd daartoe verloopen was, alhier weder is teruggekeerd, om zijne legerbenden naar de Eems terug te brengen. Deze gissing wordt door velerlei bedenkingen geschraagd, en voorts den beminnaren der oudheid ter nadere overweging aanbevolen. Eene beschrijving van het alhier gevondene stuk ijzer met een' koperen ring, van twee koperen sporen, en van onderscheidene urnen van verschillende kleur, met de bijzonderheden, daartoe behoorende, wordt door eene plaat opgehelderd.
De tweede deelt het berigt mede van den Heer j.h. karsten, Hoofd-Ingenieur van den Waterstaat, nopens de opgegravene Urnen onder Vlagtwedde, aan de linkerzijde van den rijweg naar Ter Apel. Dezelve zijn zeven in getal en verschillende van kleur en grootte, behoorende waarschijnlijk almede tot eenen nu gedeeltelijk opgegravenen Grafheuvel, of van de Romeinsche Legers en Hulptroepen, of van de toenmaals nog onbeschaafde Inwoners dezer streken. Zij zijn desgelijks op eene plaat afgeteekend.
De derde is wederom van den Uitgever dezes Tijdschrifts, en behelst eene Voorlezing over de oude Grafheuvelen, voornamelijk met betrekking tot de Provincie Drenthe, en bepaaldelijk in het Gooregt, te Tinaarloe, te Segese, bij Rolde, bij Balloo, tusschen Sleen, Koevorden en Emmen, nabij Valte enz. Zij bestaan doorgaans alle uit opgeworpene aarde, met kleine keisteenen doormengd, en bevattende grove aarden potten met beenderen, asch, houtskool en aarde. Daar men in dezelve niets vindt, dat aan Romeinschen oorsprong doet denken, dienen zij veeleer gehouden te worden