uitgelaten, noch hen gunstiger beoordeeld heeft, dan schotsman. Doch ook dit wist ieder, die in de geschiedenis der voormalige twisten geen vreemdeling is. Maar hetgene, in de hitte dier twisten, vóór twee eeuwen eenige verschooning kon vinden, is onverschoonlijk in onze dagen, waarin die twisten zwijgen, en overal vrede en eensgezindheid heerschen. - Laat schotsman, uit dezen tijd, eens éénen eenigen Schrijver noemen, die hem is voorgegaan in het schenden van dien vrede, door het uitgeven van een geschrift, hetwelk, uit aanmerking van den tijd, waarin het vervaardigd werd, duizendmalen hatelijker is, dan er immer een te voorschijn kwam. Dat kan hij niet. De eer van dit bewijs van bitterheid komt hem alleen toe: want de razende Voorredenaar van den tweeden druk zijner preken, die hem in kwaadaardigheid niets wil toegeven, en ná hem is voor den dag gesprongen, kan hier in geene aanmerking komen.
Wat nu de hier uitgegevene Redevoering betreft: zij behelst niets, wat men niet, in eene menigte van, de Remonstranten hoogstverongelijkende, en hunne gevoelens in een valsch en hatelijk licht stellende, geschriften, kan lezen, en heeft, noch in stijl, noch in wijze van voordragt, iets, dat haar eenigzins behagelijk kan maken; en wij achten ze daarom ook geen bijzonder verslag waardig.
De Voor- en Narede van schotsman maken langs hoe meer bedenkelijk, of niet waar zij, wat men, van den beginne aan, gemompeld heeft, dat hij nog niet eens alleen de fabrikant zijner ongelukkige preken is: want, waren deze reeds droevig, gene zijn inderdaad erbarmelijk. - Hoe hij aan de vertaling dezer Redevoering gekomen zij, waarom hij die uitgeve, wie haar opsteller ware, wat bedenkingen men over haren inhoud en hare uitgave kunne maken, en wat daarop te antwoorden zij, - dit kan men hier, in ruim twintig bladzijden, beknoptelijk lezen. Tusschenbeide gaat er evenwel iets aan de Recensenten af, waarbij een bijzonder