leerde kennen. - Zoo hebben deze Leerredenen van den Eerw. van bemmelen dat eigene, dat zij van het begin tot het einde, zonder merkbare afwisseling van onderwijs en declamatie, voortgaan in éénen toon - maar in welken! in dien, waarin onderwijs en aandrang op de uitstekendste wijze met elkander ineen- en tot één smelten; zoodat men als door eene keurige, statige muzijk wordt geboeid, als door eenen zachten stroom medegevoerd. De preken van van bemmelen zijn de schoone uitvloeisels van een innig religieus gevoel, met alle kenteekenen, dat zij medegedeeld zijn, gelijk zij natuurlijk in zijne ziel opkwamen. En alzoo treden zij zonder de minste vertoonmaking op, maar houden vast dengenen, die ze, met waardering van zoodanig gevoel, en vatbaar voor deszelfs invloeden, met één woord, zelf echt religieus, in de hand neemt. - Wij aarzelen niet, deze Leerredenen te rangschikken onder de voortreffelijkste, en derzelver toon te noemen den echt Evangelischen, natuurlijken, warm en zacht vermanenden, verheffenden en vertroostenden; bij welk alles het van zelf spreekt, dat stijl en uitdrukking gepast en keurig zijn.
Zoo kan men het duidelijk gevoelen, dat de tekst der eerste Leerrede zich aan het hart des waardigen Sprekers aangeboden heeft, niet met opzet door hem gezocht is. Zij is over Jo. XVI:32, 33, en handelt over Jezus hoogen en heiligen moed in zijn lijden. Deze preek is, blijkens de Voorrede, ‘de vrucht van eigen lijden, van het verlies eener geliefde echtgenoote en moeder van drie kinderen.’ Stelt men zich eenen vader in deze omstandigheden voor, hoe moeten wij dan niet getroffen en overtuigd worden, juist door zijne godsdienstige beschouwing van de rampspoeden, en door zijne herhaalde vermaning: ‘Hebt goeden moed! zeg ik u, in den naam van mijnen Jezus, gij, die door zwaar lijden beproefd wordt!’
Van de overige negen Leerredenen, alle belangrijk ten aanzien van de stof, volstrekt edel populair - ook