der ophelderingen achtergelaten werd. Wij verbeelden ons, dat het den leerling al te gemakkelijk gemaakt is. Zal hij goed vorderen, hij moet zich vroeg gewennen aan eigen onderzoek. En hier blijft, op menige bladzijde, den leerling niets over ten onderzoek, noch den onderwijzer ter verklaring. Wij gelooven, dat het, over het algemeen, best was, den leerlingen de oude Schrijvers, of uittreksels uit dezelve, te geven, zonder eenige verklaring er bij te voegen, ten zij in den uitersten nood. Indien de Heer thieme besluiten mogt, de Attika van jacobs insgelijks voor de Nederlandsche jeugd te laten bearbeiden, hetgene wij hartelijk wenschen, zouden wij gaarne zien, dat dit meer in het oog gehouden wierde. Wij hebben de Hoogduitsche uitgave van jacobs' Leesboek van 1806 daar voor ons, en zien reeds met genoegen, dat er geene woordenlijst achter is. Maar de verklaringen, onder den tekst gevoegd, zijn te menigvuldig, en gaan over te duidelijke plaatsen. - Men heeft zoo dikwijls, en met reden, geklaagd over de uitgave van minellius voor het Latijn. Nu moet het Grieksch, volgens de tegenwoordige inrigting, dadelijk en tegelijk met het Latijn geleerd worden. Waarom zal men dan den leerlingen Grieksche uitgaven bezorgen, volmaakt ad modum jo. minellii? Neen! De leerlingen moeten te huis zoeken, denken, vergelijken, en met ongeduld wachten naar de verklaring van hunnen leermeester, en den leermeester niet in het boek zelf hebben.