ons dien invloed, dat wij met alle oplettendheid nagingen, of wij ook iets vonden, hetwelk verbitteren of ergeren kon; maar wij verklaren rondborstig, dat wij niets van dien aard hebben opgemerkt. De Leeraar heeft te dezer zeldzame gelegenheid vrijmoedig, met waarde, en geheel en al doelmatig, tot zijne Protestantsche Gemeente gesproken, en tevens met alle bescheidenheid en in den goeden Christelijken geest jegens andersdenkenden. De Leerrede is eenvoudig, welsprekend, zonder eenige gezochte sieraden der kunst, onderhoudend en voor iederen hoorder duidelijk. Wij twijfelen ook geenszins, of ieder onbevooroordeeld lezer zal den Redenaar regt doen; en, al neemt hij geen bijzonder deel in het feest van dien dag voor de Protestanten in den Oudenbosch, zoo leest hij toch dit opstel met belangstelling, rangschikt den jongen krom onder de waardige Leeraars, welke der Leidsche Kweekschole grootelijks tot eer zijn, en verblijdt zich, bij het zien van deze proeve, in hem den man te vinden, die, bij al het alwederom bijzonder kenmerkende, den naam van Vader en Grootvader in de vaderlandsche Kerk waardiglijk kan handhaven.