Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1819(1819)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Zestal oorspronkelijke dichtstukjes. Door J.W. IJntema. IV. Het aapje in de mouw. Ja! 't is waarheid, in de trouw Komt het aapjen uit de mouw. Bij het vrijen meest verholen, Hield het, onder scherts en kout, Zich, bij jong zoowel als oud, Even of het sliep, verscholen; Of, kwam 't al eens voor den dag, Makker beestje niemand zag. Nu en dan reeds, wel is waar, Bragt ons 't aapjen in gevaar. Want, als, door de min aan 't blaken, In haar zoete tooverkracht, Ons de wellust tegenlacht, Kan 't zijne inborst schaars verzaken: Maar, door eer en onschuld sterk, Stelt men aan zijn kuren perk. Dan, wanneer men is getrouwd, Van nabij elkaar beschouwt, Laat zich 't aapje stouter kijken. ('t Is aan de onze niet alleen, Maar aan beide seks gemeen.) En dan zal het tevens blijken, Of het aapjen in de mouw Grimmig is, of mak en trouw. [pagina 736] [p. 736] Zijn onze aapjes boos en fel, Dan, voorwaar, is de echt een hel. Vrouwlijke aapjes, wil men weten, Zich beroepende op de faam En op vrouw Xantippe's naam, Zijn wel de ergste nog te heeten: Drijven deze hier hun spel, Ja, dan is de trouw een hel. Maar, al zijn ze niet zoo boos, 't Zijn toch dorens aan de roos, Die haar zoetst genot verzuren. Nu is 't aapje norsch van aard, Nu ligtzinnig, dan bezwaard, Dan weêr vol jaloersche kuren; Nu verspillend zonder brood, Dan weêr karig zonder nood. Voor dit alles is wel raad; Maar, niet alle raad geeft baat, En, schoon men de mouw moog' keeren, 't Aapje kent zijn' heer te wèl, Sluipt zoo ligt weêr in zijn cel, Kan zijn kuren niet verleeren: Slechts door Hymen's tooverkracht Krijgt men 't eindlijk in zijn magt. Aapjes van eene andre soort, Waar ons evenbeeld in gloort, Die en hart en zin verovren, 't Leven van ons leven zijn, Zieletroost in ramp en pijn, De aarde ons tot een' hemel toovren; Komen dezen op de baan, De andren moeten achterstaan. Ja! dan is de trouw een schat, Die het hoogste goed bevat. 't Is een heilvoorspellend teeken. Telgen zijn het onderpand, Dat het aapje ligt aan band, Zonder vrees van los te breken. Want dan sluiten man en vrouw Elk het aapjen in een kouw. Vorige Volgende