Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1819(1819)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 686] [p. 686] De doodkist. Sticht, wereldgrooten! huis en hof En burgten en kasteel, En dat, daarbij, de hoogste kunst, Door loon gewekt, gespoord door gunst, Uw' trots en hoogmoed streel': De laatste woning, die u wacht, Behoeft geen' kunstenaar; Al wie slechts bijl en zaag hanteert, En naauw zijn handwerk heeft geleerd, Heeft ras die woning klaar. Gij sticht paleis en burgt en hof, Naar 't plan, dat u bekoort; Maar, 't jaar begon, het jaar verdween, Zoo komt en vliegt de tijd daarheen, En 't werk gaat traaglijk voort: Gansch anders werkt de nijvre hand Aan uw verblijf in 't graf; De dag begint, de dag verdwijnt, Maar eer de morgenstar weêr schijnt, Is reeds de doodkist af. Gij sticht paleis en burgt en hof, En voert u bouwstof aan; Hoe menig honderd wagenvracht Wordt niet van elders aangebragt, Eer 't werk is afgedaan! Maar 't laatste huis, voor u bereid, Komt spoedig op zijn steê; Wanneer de dood u eens verrast, Dan draagt een enkle rappe gast Geheel den toestel meê. [pagina 687] [p. 687] Gij sticht paleis en burgt en hof, En 't schittert elk in 't oog; En weidsch en grootsch is gang en zaal En zuilenrij en voorportaal En kapiteel en boog: Maar vestig nu een' enklen blik, Ginds, op dat eng verblijf; Zie! 't is slechts drie paar plankjes groot, En gij bergt eens ter naauwernood Daarin 't ontzielde lijf. Gij sticht paleis en burgt en hof; Naauw vindt het zijns gelijk'; En 't werk, met zoo veel pracht volbouwd, Betaald met duurgewonnen goud, Geeft van uw grootheid blijk: Slechts weinig kost u de enge kluis, Die gij in 't graf bewoont; Zij wordt met luttel gelds betaald, Schoon ze ook met fraaije hengsels praalt En kopren schroeven toont. Gij sticht paleis en burgt en hof; Maar, 't lot verkeert zoo ras! Één vonk, in onbedreven hand, Ontsteekt, bij nacht, een' schrikbren brand, En alles ligt in de asch: Maar 't laatste huis, dat u omvat, Hoe zwak het schijne en broos, De stille woonplaats van den dood, Uw eng verblijf in 's aardrijks schoot, Omvat u voor altoos. w.h. warnsinck, bsz. Vorige Volgende