Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1819
(1819)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 531]
| |
Zestal oorspronkelijke dichtstukjes.
| |
[pagina 532]
| |
U gezwind den zak te blazen, -
Trouw slechts; weg is uw verbazen,
Daar een klein, onnoozel wicht
't Beter nog dan hij verrigt!
Roemt gij 't wassenbeeldenspel,
Elk zijn smaak; mij is het wel:
Maar kom met mij; 'k zal ze u toonen
Met oneindig frisscher koonen,
Oogjes vol van levensgloed,
Stralende in 't verrukt gemoed.
Zie, daar is mijn kleine Jan!
Als de vaardigste Engelschman
Op zijn hobbelpaard gesprongen,
Holt hij fier en ongedwongen:
Al de kunst van een' Ducrow
Treft mij noch verrukt mij zoo.
Mijn Paulinetje, engelschoon,
Spant op mijne markt de kroon.
'k Noodig u, mij te verzellen,
(Schoon ik 't in geen krant deed stellen)
Niet in de ijskraam, met Briguet,Ga naar voetnoot(*)
Maar bij 't luchtig varenbed.
Moet er voorts een arlekijn
Op een regte kermis zijn;
Mijn André zal, door zijn kluchten,
Om geen' andren u doen zuchten;
Ja, 'k zag menig een' paljas,
Die niet half zoo geestig was.
Maar ik vond het einde niet,
Zoo ik, wat dees kermis biedt,
Naar den eisch u af zou malen.
'k Mag ook alles niet verhalen!
Volg mijn voorbeeld: zoek een vrouw!
Ware vreugd huist bij de trouw.’
Hier nu zweeg mijn brave vriend.
'k Heb mij van zijn' raad bediend;
'k Zocht en vond en mogt verwerven,
Wat ik al te lang moest derven.
Thans roep ik, met hem, verheugd:
‘Leev' de ware kermisvreugd!’
|
|