Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1819
(1819)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 48]
| |
tegen hem wilden maken. Dionysius nam hem ter zijde, en drong op de mededeeling van dit middel. ‘Geef mij, mijn Vorst! (dus beet hem de vreemdeling in het oor) in tegenwoordigheid van allen, een talent (een stuk zilver van omtrent 2000 gulden), en men zal gelooven, dat ik u het ware middel heb medegedeeld. En gij kunt u stellig daarop verlaten, dat niemand ooit iets tegen u zal durven ondernemen.’ - Dionysius vond dit middel zoo juist berekend, dat hij terstond aan het verlangen des vreemdelings voldeed. |
|