Suerman spreekt ten gelijken einde over het zoogenaamde dierlijk mugnetismus, bij de ouden geheel onbekend, eerst in onzen tijd ontdekt, als zullende, indien het wél aangewend worde, misschien een nieuw licht spreiden voor de onderzoekers van het levend menschelijk ligchaam (Physiologen) en den geneeskundigen te eeniger tijd een heilzaam middel ter hand stellen.
De brueys heeft tot onderwerp den grooten aanwas van geluk, welken de bewoners der Nederlanden van het nieuwe wetboek met regt mogen hopen.
Van goudoever vergelijkt de oude geschiedschrijvers met de hedendaagschen.
Schröder heeft de aanmerkelijkste veranderingen der hemelligchamen, in zoo verre men uit dezelven den voortgang der natuur in het vormen dezer ligchamen bij gissing mag opmaken, ten onderwerp.
Kops spreekt, in het Hollandsch, over het aanbelang van het Akademisch onderwijs in de Nederlandsche Landhuishoudkunde.
Simons handelt over den waren dichter.
Wijders heeft, van de kweekelingen, in het vak der geneeskunde, den prijs behaald c.b. tilanus, van Harderwijk, op de vraag: om kort en klaar op te geven de wijze en voet van de werking der zenuwen, en welke de aannemelijkste verklaringen dezer werking zijn.
In de beschouwelijke wijsgeerte en letteren heeft, op de vraag: welken invloed, bij de Romeinen, de vrouwen hebben gehad op de zaken van staat, ten tijde der burgeroorlogen? waarbij te voegen eene karakterschets der Romeinsche vrouwen, den prijs behaald s.j.m. van geuns, van Utrecht; terwijl nicolaas tholen, aan het Athenaeum te Franeker studerende, de eer geniet van zijne verhandeling hier teffens gedrukt te zien.
De godgeleerde faculteit zoo gelukkig niet zijnde geweest om iets voldoends te ontvangen, volgt,
Van wege de regtsgeleerde, een antwoord op de vraag: of de natuur zelve der verpligting van den burger eene