len, dat de toon, in het begin aangeslagen, de regte niet was, om eenig gewenscht doel te bereiken.
Doch, de reeds aangestipte stooterige overgang tot hoogen ernst uitgezonderd, voldeed ons No. 2 des te beter. Het belang des handels voor ons geheele land, voor duizenden monden, welken hij voedt, voor landbouw en fabrijkwezen zelve, wordt hierin zoo overtuigend betoogd, dat er niets meer noodig schijnt, om elk verstandig bestuurder van dit land de slotsom te doen opmaken: Commercie is de eerste, groote springveer van leven en werkzaamheid, wier werking, zoo veel mogelijk, onbelemmerd en in volle kracht moet behouden worden.
No. 3 doet daarentegen in de bijzonderheden duidelijk zien, wat vroeger reeds aangeduid was, dat de zware inkomende regten, op sommige voorwerpen gelegd of nog te leggen, al bedoelen die ook alleen het verbruikte binnenslands, onberekenbare moeite en kosten naar zich slepen, ja dat het geheele tegenwoordige stelsel van heffing op den handel verwoestend is voor de gewigtigste takken van dezen weldadigen stroom, door ons land even weinig te missen als de Nijl door Egypte; dat intusschen, deze takken opdroogende, ook de overigen afzet en toevoer verliezen, en de vreemdeling niet meer onze markt, maar zoodanig eene bezoekt, waar hij alle zijne behoeften gelijkerhand en op de voordeeligste wijze kan voldoen.
Terwijl eindelijk No. 4, door de vergelijking van in- en uitvoer in 1814 en naastvolgende met die in het laatstverloopene jaar, ten aanzien van verscheidene gewigtige artikelen, als ijzer, linnens, katoenen enz., een tafereel ophangt, dat bedroevend genoeg is, om elken regtschapen vaderlander de tranen uit de oogen te persen. En vraagt gij: vanwaar deze vermindering? is zij ook misschien aan vreemde en toevallige oorzaken toe te schrijven, waarop het bestuur des lands zelve allen invloed of beheer is missende? Eene andere vergelijking, die namelijk der belastingen in de beide aangeduide tijdperken, sluit uwer opregte liefde en eerbied voor een' afgebeden Vorst oogenblikkelijk den mond. Ja, een brief uit eene onzer eigene Westindische bezittingen, te kennen gevende de noodzakelijkheid om zich elders dan in Holland van de vereischte behoeften te voorzien, bespaart u alle moeite