tweede Hoofdstuk wordt over de wijze van behandelen, en over de gewaarwordingen, ten gevolge van het Magnetismus, gesproken. Wij zien uit dezelve, dat verschillende manieren, al schijnen zij zelfs tegenstrijdig, (b.v. de behandeling met de vingerspitsen en het zoogenaamd kalméren) echter een' en denzelfden grond hebben, in de wilsbepaling van den magnetiseur en de daarmede zamenstemmende bewegingen. Behalve het ook van elders bekende, verdient zeker hetgene, aangaande de uitwerking van het magnetiseren op den magnetiseur zelven, en over het magnetiseren van dieren, gezegd wordt, de nadere overweging van den lezer. Uit de op eenige dieren (b.v. een' hond, eene kat, twee apen, eene duif) genomene proeven zien wij, dat dezelve er gansch niet onvatbaar voor zijn. Een gezond magnetiseur ondervindt van zijne werking geen nadeel; alleen het beademen schijnt meer kracht weg te nemen, dan eenige andere manipulatie. Uit een ontstoken deel voelde de gemagnetiseerde meer werking komen. Eene belangrijke opmerking, en die den waarnemeren te regt aanleiding geeft, te vragen, of in zoodanige ziekten het ontkennend magnetiseren niet van dienst zoude kunnen zijn.
De overige vier Hoofdstukken leveren ons bijdragen tot de kennis van het animalisch Magnetismus, als geneesmiddel, in onderscheidene ziekten, vooral echter in zenuwkwalen. Het grootste gedeelte der, daartoe betrekkelijke, waarnemingen leveren ons de Schrijvers; in het vijfde Hoofdstuk worden er echter eenige van den Haarlemschen Heelmeester van der voort medegedeeld. In het zesde Hoofdstuk wordt de geneeskundige geschiedenis van eenige ziekten, in het eerste Stuk beschreven, vervolgd. Het verhaal dier waarnemingen is minder geschikt voor een doorloopend verslag. Het bewijst van de eene zijde de waarheidsliefde van den Schrijver, daar ook de niet geslaagde aanwending van het Magnetismus niet verzwegen wordt, maar van de andere zijde deszelfs vermogenden invloed