nen aanvoerder wegens den losprijs niet eens konde worden, zij hem onverzeerd op deze plaats terug zonden brengen.
De brave Baron, door vriendschap en inwendigen gloed gedreven, nam dit aanbod aan, ofschoon de Janitsaar niet te bewegen was om hem te verzellen. Nadat zij drie uren gereden hadden, hield, aan den voet van een' hoogen berg, eene patrouille van Mainoten hen aan, die het paswoord vroeg, en hun vervolgens veroorloofde verder te rijden. Nu ging het over verscheiden hooge bergen, waar zij in de enge dalen telkens door patrouilles aangehouden werden, tot zij eindelijk aan den ingang van een groot hol kwamen, waar zij intraden. Hetzelve werd flaauw door eene lamp verlicht. Toen men hen voor den aanvoerder bragt, die op eene oude matras zat te rooken, viel den Baron dadelijk zijn vriend in de oogen, die op den grond lag, en door krankheid reeds zeer vermagerd was. Hij bad hem in de Hoogduitsche taal, welgemoed te zijn, en het beste te hopen; maar verzocht hem, zich overigens in het gesprek niet te mengen, en zoo koel en onverschillig te blijven als mogelijk was, tot het verdrag gesloten en de gierigheid dezer booswichten bevredigd ware.
De aanvoerder ontving den Baron zeer beleefd, en zeide hem, dat hij eerst moest uitrusten, eer zij hunne zaken afdeden. Er werden hem derhalve eenige ververschingen voorgezet, en hij vervolgens weder bij den aanvoerder gebragt, die hem nu vroeg, of hij de 18000 piasters losgeld voor zijn' vriend medebragt. De Baron veinsde zich ten hoogste verwonderd, dat men den gevangene zijn' vriend noemde, en zeide, dat hij enkel gekomen was om een' bediende van een' zijner bekenden te rantsoeneren, maar dat hij dezen mensch in zulk een' zwakken en ellendigen toestand vond, dat zulk een hooge losprijs zeer slecht aan hem besteed zou zijn. ‘Daar ik nogtans,’ voegde hij er bij, ‘toch zoo ver hier heen gekomen ben om het leven van een' Christen te redden, wil ik er 10000 piasters aan wagen. Zijt gij daarmede te vreden, dan zal ik u het geld dadelijk voortellen. Tot meer heb ik geen' last. Is dit derhalve niet toereikend, dan behoudt gij den gevangene, en doet met hem, wat u behaagt.’ De aanvoerder antwoordde, dat hij van dezen cisch niet afging, en den gevangene nog een' dag levens toestond. De Baron liet zich echter door deze dreigementen