Nieuwe tooneelinrigting te Londen.
Na vele proefnemingen heeft men in het voorleden jaar bij het tooneel van Covent-Garden te Londen de gazverlichting ingevoerd. De voornaamste lichtkroon, die achttien pijpen heeft, hangt onder eene soort van schoorsteen, die boven het dak van het gebouw eindigt, zoodat de reuk van het verbrande gaz, of van hetgeen nog niet verbrand is, weggevoerd wordt. Door de hitte wordt een luchtstroom voortgebragt, die opwaarts gaat, en wezenlijk bijdraagt om de lucht in de zaal te ververschen. Bovendien zijn er in verscheiden deelen van het gebouw ventilators, die, met de groote pijp der voornaamste lichtkroon in verband gebragt, de onreine lucht gedurig wegvoeren. De versche lucht, waarmede de zaal voorzien wordt, kan in elken warmtegraad toegelaten worden. Dit wordt door luchtpijpen en kagchels, die aan alle ingangen en onder de verschillende gangen van het parterre en der loges geplaatst zijn, bewerkstelligd. De toevloed van koude lucht van het tooneel, die de aanschouwers bij het ophalen des gordijns dikwijls zoo onaangenaam is, wordt door dergelijke middelen belet. Om echter het gevaar af te weren, hetwelk wegens de ontvlambaarheid der tooneelmachinerie door kagchels ontstaan kon, wordt de lucht hoofdzakelijk door damp verwarmd, dien een dampketel levert, die digt bij den ingang des tooneels in een kelder geplaatst is. Het gaz wordt door twee buizen, drie duimen wijd, van gegoten ijzer, die zorgvuldig tegen toevallen voorzien zijn, in de schouwplaats geleid; en op het tooneel zijn bijzondere register-kranen (register-cocks) geplaatst, door welke de sterkte des lichts in ieder deel des gebouws regelmatig verdeeld kan worden. In het mogelijk geval, dat de gazvoorraad ontbreken mogt, zijn zeer vernuftig uitgedachte maatregelen genomen, om de zaal in weinig minuten op de gewone wijze met kaarsen te verlichten.