leerde vrouwen; maar deze zijn noch de beminnelijksten noch de gezochtsten. Daar zijn er, welke haar geheel vaderlijk erfgoed op het lijf dragen; daar zijn er ook, die alle dagen van kleederen, en elk oogenblik van aangezigt veranderen. Zij geven, ontvangen en vergeten de indrukselen der liefde met dezelfde gemakkelijkheid.
De huwelijken, welke eertijds voor het geheele leven waren, zijn thans slechts voor eenen tijd. De vrijwillige scheiding is ongevoelig in alle groote huizen ingeslopen. Een man leeft gerust op het land, terwijl zijne vrouw zich in Parijs vermaakt.
De kleêrmakers hebben meer moeite om uit te vinden, dan om te naaijen; en wanneer een kleed langer duurt, dan het leven eener bloem, is het oud.
De Parijzenaars doen niets met gierigheid; hunne maaltijden zijn lekker en overvloedig; zij eten nooit alleen, zoo als de Duitschers of Italianen. Er is geen werkzamer en geen armer volk, want zij geven alles aan hunne maag en aan hunne ijdelheid; echter zijn zij altijd tevreden en vrolijk.
De Fransche taal is zeer aangenaam, wanneer zij goed gesproken wordt; maar de Parijzenaars verslikken de helft hunner woorden, en schrijven nooit zoo als zij spreken; men zou zeggen, dat zij vermaak vinden in onverstaanbaar te spreken.
Men kent eenen Franschman aan vier zaken: wanneer de klok slaat, wanneer hij iemand iets vraagt, wanneer hij iets belooft, en wanneer hij van zijne liefdegevalletjes spreekt.
Men vindt te Parijs alles, wat men kan begeeren. Maar hoe groot ook de overvloed zij aan alles, wat tot het leven of het vermaak noodzakelijk is, men zal niets erlangen, wanneer men niets heeft. Er is geene verschrikkelijkere hel, dan in Parijs arm te zijn.
Wat men het veelvuldigst in Parijs vindt, zijn beloften, die niet vervuld worden, weldaden, die ontvangen en vergeten worden, tafelvrienden, en gedienstige vleijers. Zeldzaam vindt men er matige grijsaards, ledige geneesheeren, belangelooze advocaten, beleefde jonge lieden, en zedige vrouwen. Nooit ziet men hier getrouwe echtgenooten, kooplieden met een geweten, milde renteniers, en opregte vrienden.’
Parijs, den 30 Augustus, 1692.