Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1818
(1818)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 627]
| |
glibberig gras langs diepe afgronden leidt, legden wij op muilezels af, wier ongemeen zekere tred een volkomen vertrouwen inboezemt. In hun gedrag zijn zij aan de muilezels van Zwitserland en de Pyreneën gelijk. Naarmate van de toenemende woestheid eens lands, verhoogt en verfijnt zich het instinct der huisdieren. Wanneer de muilezels aan eene gevaarlijke plaats komen, staan zij stil, en wenden den kop links en regts; de beweging hunner ooren schijnt nadenken, over hetgeen hun te doen staat, te verraden. Hun besluit komt langzaam tot stand; maar het is telkens goed, wanneer het vrij genomen wordt, - dat wil zeggen, wanneer de onvoorzigtigheid der reizigers hetzelve niet stoort of overijlt. Het is verbazend, hoe het verstand der paarden en iastdieren zich op de ellendige wegen over de Andes, gedurende eene reis van zes of zeven maanden door bergstreken, waar gezwollen beken de wegen onkenbaar maken, ontwikkelt. Ook hoort men de bergbewoners zeggen: ‘Ik geef u niet den muilezel, die zijn' ruiter het beste draagt, maar den verstandigsten (la mas racionalGa naar voetnoot(*).’) Deze volksuitdrukking, die uit eene lange ervaring voortspruit, wederlegt het stelsel van levende machines veelligt beter, dan de speculative philosophie met alle hare gronden in staat is te doen. |
|