Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1818(1818)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De levensweg. Menschen, die den weg van 't leven Wuft en zorgeloos betreedt, Die den eenen dag vergeet, Wat gij d'andren hebt bedreven, Die gedurig woelt en jaagt, En naar weg noch wijzer vraagt; Vrienden, laat het u gelusten, Op de wisselende baan, Nu en dan eens stil te staan, Op den kruisweg uit te rusten; Reisgenooten, let vooral, Waar de weg u voeren zal. Laat, in 's Hemels naam, u leeren! Lieve broeders, hoort mijn' raad; Ach! het is zoo ras te laat, Ja, te laat om weer te keeren: Glooijend loopt de weg vooruit, Die op angst en wanhoop stuit. [pagina 577] [p. 577] Ach! ik zag er menigmalen, Door den gladden weg bekoord En door lust en drift gespoord, Onbedachtzaam henen dwalen; Ach! ik zag er menigwerf Rennen in hun wis verderf. Dikwijls ook, met schreijende oogen, Zag ik, hoe zoo menigeen Liever was teruggetreên, Door den fraaijen schijn bedrogen, En 't zoo gaarn veranderd had; Maar - de weg was veel te glad. Daarom, broeders, laat u raden; Rust, terwijl gij rusten kunt; Kiest, nu 't kiezen is vergund, En betreedt de regte paden; Let omzigtig hier en daar, Want het keeren valt zoo zwaar. Menig teeken in het leven, Menig wijzer op den weg, Tot bedachtzaam overleg, Werd ons van omhoog gegeven; Menig handje toont het aan, Waar wij best en veiligst gaan. Die, met welberaden zinnen, En door drift noch lust verrast, Immer op die teekens past, Gaat geen' valschen doolhof binnen; Hem gelukt het, hem alleen, Op het regte pad te treên. Daarom, broeders, laat u leeren; Kiest den gladden reisweg niet; Volgt de handjes, die gij ziet, Want het valt zoo zwaar te keeren; Broeders, aan het eind van 't spoor Vindt ge er eens den Hemel door. M.v.V. 1818. Vorige Volgende