Een paar anecdoten van den beroemden Leibnitz.
Leibnitz reisde eens van Italië te scheep naar elders. Onderweg ontstond een verschrikkelijk onweder. De stuurman deed de overige scheepslieden den voorslag, dat zij den Duitschen ketter maar overboord zouden werpen, alzoo hij hoogstwaarschijnlijk de oorzaak was, dat God hen op deze reis met zulk een onweder bezocht. De stuurman geloofde, dat leibnitz hem niet verstaan had; maar deze haalde intusschen een' rozekrans voor den dag, bad, zonder de minste ongerustheid te laten blijken, zeer aandachtig zijn paternoster, en ontkwam door deze list het hem dreigend doodsgevaar.
Leibnitz kwam te Neurenberg. Hier hoorde hij van een gezelschap spreken, hetwelk in stilte aan het vinden van den steen der wijzen arbeiden zou. Hij gevoelde groot verlangen om nader met dit gezelschap bekend te worden; maar, hoe zou hij zijn oogmerk bereiken, daar de scheikunde zulk een vreemd vak voor hem was, dat hij niet eens derzelver kunsttermen kende? Intusschen deed hij, wat in zijn vermogen was, maakte een uittreksel uit de kunsttaal der goudmakers, en vervaardigde daaruit een' brief, dien hij zelf niet verstond. Deze zoo veel diepe wijsheid bevattende brief baarde opzien, werd den leden van het gezelschap dadelijk voorgelezen, en hoe minder men den zin van denzelven begreep, hoe meer men geneigd was groote wijsheid daarin te vermoeden; ja, men hield leibnitz bijkans voor den bezitter van den steen der wijzen. Het was derhalve zeer natuurlijk, dat men leibnitz plegtig uitnoodigde, aan hunne raadplegingen deel te nemen. Men toonde hem alles, zelfs het laboratorium, en benoemde hem, met eene aanzienlijke bezolding, tot secretaris van het gezelschap ter ontdekking van den steen der wijzen!