| |
Mevrouw van Stael en hare schriften.
Zoo zeldzaam zich de bevallige sekse, door haar vernuft, door hare letterkundige verdiensten, en door een vast en edel karakter, tot eene mannelijke hoogte verheft, zonder nogtans het eigendommelijke der vrouwelijke natuur te verliezen, lijdt zulks echter eene dadelijke uitzondering, en wel in de dochter van den eerlijken Staatsminister necker, de beroemde Mevrouw van stael. Een kort overzigt harer verdiensten kan dus geenszins ongepast zijn, ten einde ook bij ons, Nederlanders, de billijke hulde aan hare nagedachtenis geofferd worde.
Reeds op haar 20ste jaar schreef zij de merkwaardige Brieven over rousseau, (Lettres sur les Ouvrages et le Caractère de j.j. rousseau. Paris, 1788.) waarin zij als lofredenaarster optrad van dezen even zeldzamen man, met eene zeer naauwkeurige ontvouwing van den echten geest zijner geschriften en handelingen, waarbij zij het voortreffelijk midden tusschen lof en be- | |
| |
risping behield, en dus zonder hem bijgeloovig te vereeren, of zijne grondleeringen te verdoemen; waarom zij dan ook, door het helder licht, welk zij over dit haar voor- en onderwerp verspreidde, te regt mag geoordeeld worden, in dit kleine geschrift van niet meer dan 140 bladzijden, meerdere waarheid te hebben voorgedragen, dan in de duizende verschillende beoordeelingen, zoo ter eere als ten nadeele, gevonden wordt. Reeds deze eerste proeve van haar onderscheidend oordeel berokkende haar een aantal bedillers, die zulk eene jeugdige onderneming als zeer gewaagd deden voorkomen, bijzonderlijk omdat zij met ronde woorden beweerde, dat de beroemde man zichzelven het leven benomen had; welke bewering, hoezeer door haar op geschied- en zielkundige gronden gestaafd, door zijne vereerders geenszins konde geduld worden.
Een tweetal proeven van dichtmatige tooneelkunst, (Sophie, ou les Sentimens sécrets, Comédie en 3 Actes, en jeanne gray, Tragédie en 5 Actes. Paris, 1790.) waarbij zij zeer gelukkig slaagde in de getrouwe voorstelling der karakters, met veel vernuft en smaak, ofschoon niet altijd overeenkomstig de wetten des Franschen tooneels, werden almede zeer euvel opgenomen bij het publiek, omdat men waande, dat zij in dit opzigt met de eerste dichters harer natie had willen wedijveren. De scherpe beoordeelingen, bijzonderlijk omtrent de form, deden haar voor altijd afzien van soortgelijke onderneming.
Hierop volgde de bekende Verdediging der Koninginne van Frankrijk. (Défense de marie antoinette. Paris, 1793.) Dit geschrift, op eenen tijd vervaardigd, wanneer de ongelukkige Koningin zich reeds in de handen harer geweldenaren bevond, zelfs nog twee maanden vóór hare teregtstelling, ademt eene grootheid van ziel, welke zich allerwegen verheft door den toon des fijnsten medegevoels, uit waarheid en eerbied ontwikkeld: en het behoeft naauwelijks herinnering, hoe vele afkeuring ook dit geschrijf, als uiterst
| |
| |
gewaagd, ondervond, omdat zulks een regtstreeksche aanval was op het openbaar gevoelen des Volksbestuurs.
Even vrijmoedig waren hare Bedenkingen over den Vrede, (Réflexions sur la Paix, adressees a M. pitt et aux Francais. Paris, 1795.) op eenen tijd, dat de Hoofden der Fransche Republiek reeds het gewelddadig ontwerp gevormd hadden, om gansch Europa door de wapenen te vermeesteren; zoo ook eenige andere vertoogen van eenen staatkundigen aard, bij elkander verzameld, (Recueil de morceaux détachés. Lausanne, 1795.) waarin zij op de noodzakelijkheid aandrong voor geheel Europa, om den algemeenen vrede te handhaven.
Ook het gevaar der in Frankrijk heerschende volksgisting en de geweldenarijen des Bewinds gaven aanleiding tot de twee volgende vertoogen over den jammerlijken invloed der Hartstogten op den bijzonderen en algemeenen Voorspoed, (de l'influence des Passions sur le bonheur des Individus et de Nations. Lausanne et Paris, 1796.) en over de verwantschap der Letteren met de verordeningen der Maatschappij (de la Littérature considerée dans ses rapports avec les Institutions sociales. Paris, 1800.), waarin zeer vele oorspronkelijke opmerkingen en geheel nieuwe en krachtige lichtpunten voorkomen, ofschoon de onderwerpen zelve geenszins zijn afgehandeld; vanwaar dan ook geen gering aantal van tegenschrijvers, en daaronder ook mannen van gevestigden roem, tegen de koene Amazone het harnas aangordden.
Geene mindere voor- en tegenspraak ondervond haar Roman, onder den naam van Delphine, in den jare 1802 uitgegeven; daar de eene partij dit werk als een meesterstuk van vernuft en smaak bewonderde, en anderen hetzelve als een verward zamenstel van onzedelijke versiering doemden.
Hierop volgde de uitgave van enkele, meestal staatkundige, vertoogen, door haren vader nagelaten. (Manuscrits de M. necker publiés par sa Fille. Paris,
| |
| |
1805.) Hoezeer de onderwerpen niet allen even goed bearbeid, en sommige zelfs door de veranderde tijdsomstandigheden niet meer belangrijk waren, beval zich echter de hooge waardij dezer uitgave door de medegedeelde uitvoerige en naauwkeurige berigten wegens het bijzondere en openbare leven van den eerlijken, doch miskenden staatsman, en door het eerwaardig gedenkteeken van kinderlijken eerbied en liefde, welk eene teederminnende dochter voor haren overledenen vader alhier oprigtte.
Daarna verscheen, in 1807, haar Roman, die, onder den naam van Corinna, (Corinne, ou l'Italie) bijkans door geheel Europa bekend, om de schoonste tafereelen van het Europesche Arkadië eenen algemeenen roem verworven heeft; hoezeer die ook, vooral in Frankrijk, eene scherpe berisping leed.
Eindelijk gaf Mevrouw van stael, in den jare 1813, haar beroemd werk over Duitschland (de l'Allemagne) in het licht. Hetzelve was reeds in 1810 te Parijs afgedrukt, doch door de Politie als een staatschkettersch geschrift opgehaald en verbeurd verklaard. Door deze trage verschijning miste hetzelve zijne onderscheidende bedoeling, om de Duitschers tot eenen algemeenen opstand tegen de Fransche dwingelandij aan te vuren. Ook deze zelfde vertraging had geenen geringen invloed op deszelfs beoordeeling, daar het zelfs aan gematigde Franschen bij verre te Duitsch en aan de Duitschers nog veel te Fransch toescheen. In Frankrijk, bovenal, werd het niet minder euvel opgenomen, dan als dadelijk honende voor de groote natie, welke al te jaloersch was in opzigt tot hare letteren, om ooit te kunnen dulden, dat hare gewaande regten aan den verkregenen roem eener Schrijfster zoo geheelenal zouden opgeofferd worden. Een gematigd oordeel, intusschen, heeft aan Mevrouw van stael geenszins den roem onthouden van eene meesterlijke zamenstelling, welke de gewigtigste onderwerpen, zoo uit het gebied der wetenschappen, als der kunst, voor mensch
| |
| |
en maatschappij in het helderste licht geplaatst en met de scherpzinnigste aanmerkingen heeft weten te verrijken.
Nog andere kleine stukken en eigen verhandelingen, zoo als de Brieven van eenen Franschen Prins, (Lettres et Pensées du Maréchal Prince de Ligne, précédées d'une Preface. Paris, 1809;) Bedenkingen over den Zelfmoord, (Réflexions sur le Suicide. Londres, 1813.) bij gelegenheid eener tweede uitgave harer Brieven over rousseau en over de ongelukkige Koninginne van Frankrijk; nog een Roman, onder den naam van Zulma, (Zulma et trois Nouvelles, précédées d'un Essai sur les Fictions. Londres, 1813;) voorts hare menigvuldige bijdragen tot geleerde Tijdschriften, gaan wij alhier met stilzwijgen voorbij, niet omdat zij op zichzelve van mindere waardij moeten geacht worden, dan wel hare overige geschriften; maar omdat zij, door den toenmaals staatkundigen toestand van geheel Europa, bijkans geheelenal in den stroom diens tijds verzwolgen zijn geworden. Alleenlijk willen wij bij deze gelegenheid doen opmerken, dat onder hare nagelatene papieren nog eenige stukken gevonden worden, zoo betreffende de geschiedenis der Fransche omwenteling, - de staatkundige betrekking tusschen Frankrijk en Engeland, - een geschiedmatig dichtstuk, onder den naam van Richard Leeuwenhart, reeds in 1812 te Stokholm vervaardigd, als de geschiedenis van haar eigen leven, bij hare ontzettend-uitgebreide briefwisseling met mannen van den hoogsten rang in alle landen, tot zelfs met gekroonde Hoofden, bijzonderlijk met den Keizer van Rusland en den Kroonprins van Zweden; waaromtrent wij geenszins kunnen nalaten, ons met den wensch van een groot aantal letterminnaren te vereenigen, dat de Heer a.w. von schlegel, haar hooggeschatte vriend, aan wien zij dezen schat bij haren uitersten wil heeft toegewezen, de nog onuitgegevene merkwaardige voortbrengselen van haren geest in het
openbaar zal mededeelen.
| |
| |
Reeds de enkele opgave der werken van deze zeldzame vrouw moet ons zeer gunstig over haar doen oordeelen, daar zij, ondanks alle gebreken, die haar als Schrijfster eigen mogen zijn, eenparig getuigen van haar ongemeen vernuft, fijnen smaak, groote belezenheid, diepe menschenkennis en uitgebreide geleerdheid, maar vooral van haar diep en teederst gevoel voor maagschap en vaderland, voor billijkheid en regt: alle welke grondtrekken en hoedanigheden, bij elkander vereenigd, inderdaad een karakter hebben moeten vormen, welk zich door zijne inwendige vastheid en grootheid bij uitnemendheid verhief. Ook zelfs de nijd en laster, die haar ten allen tijde, door haar geheele leven henen, jammerlijk vervolgden, zijn zoo vele lofspraken voor haren persoon, daar, even als de wesp alleen aan de fijnste vruchten knaagt, niet de middelmatige, maar alleen de groote verdiensten benijd en belasterd worden. Onder hare onderscheidende karaktertrekken munt bovenal uit de bijkans onbegrensde liefde jegens haren vader, wiens lotverwisselingen zij door den edelsten troost wist te lenigen; haar toegevend gedrag omtrent haren eersten echtgenoot, aan wien zij meer door drang van omstandigheden, dan wel door eigen vrije keuze, verbonden werd, en die gewis, door zijne groote minderheid, geenszins verdiende, aan hare zijde te staan; hare gehechtheid aan haren tweeden echtvriend en aan hare twee kinderen, zoon en dochter, beide door haar voortreffelijk opgevoed en in alle opzigten hunner moeder waardig; hare nederigheid, te midden van den schitterenden glans, die haar, door hare geboorte en betrekkingen, althans in hare jeugdige jaren, omgaf; hare stoutheid en onverschrokkenheid van geest, waarmede zij de verjaarde vooroordeelen harer natie, als ware deze de éénige verdienstelijke en groote van den ganschen aardbodem, heldhaftig wederstreefde, en aan drieste verwaandheid en zedeloosheid de schandelijke mom afrukte; hare innigste deelneming aan het lijden van anderen, zoo
ontegensprekelijk kenbaar in haren
| |
| |
onvermoeiden ijver, om aan een ontzettend getal van personen, die, in 1793 en volgende jaren, tot slagtoffers der staatsdwingelandije gedoemd waren, met opoffering van eigen persoon en fortuin, dezelfde vrije wijkplaats in Zwitserland te verschaffen, als zij toen zelve genoot; en eindelijk hare ongemeene standvastigheid, waarmede zij eerst hare verlating van den vaderlandschen grond, in den jare 1793, uit hoofde van het dringendste gevaar des Schrikbewinds, - voorts, na hare terugkomst in de hope op een veilig verblijf binnen de hoofdstad, hare verwijdering uit Parijs in den jare 1802, en eindelijk, in 1810, hare stellige verbanning uit het toenmaals geheele Fransche rijk door napoleon, verdroeg. Bij eene volstrekte weigering, na gedane aanvrage, om uit eene der Fransche havens naar Engeland over te steken, vond zij zich genoodzaakt, de reis door Oostenrijk, Rusland en Zweden derwaarts te nemen. Na eene twaalfjarige ballingschap, hoopte zij, eindelijk, haar geliefde vaderland weder te zien, waaraan haar geheele geest en wezen zoo naauw verbonden waren. Ook scheen thans aan dit haar vurig verlangen, zelfs aan het uitzigt der vervullinge van alle hare wenschen, voldaan te zullen worden, daar de algemeene Vijand van Europa zelf te onder gebragt en door de aloude Stamregering was opgevolgd, welke, hare verdiensten erkennende, aan haar het grootste gedeelte des vaderlijken erfgoeds teruggaf, en daar zij zelve, van rondom door eenen zuiveren hemel van licht en geluk omglansd, het voormaals uitgestane leed geheellijk konde vergeten. Dan, een te lang verblijf in de noordelijke landen, onder een voor haren zuidelijken aanleg volstrekt ongeschikt klimaat, en daarbij nog het verlies van haren jongsten zoon, wiens treffelijke geaardheid en bekwaamheden alles goeds deden hopen, had hare gezondheid dermate ondermijnd, dat zij in eene krankte verviel, welke bijkans een half jaar duurde, en in eenen plotselijken dood eindigde, tot ontzettend verlies
voor allen, welken de belangen der
| |
| |
waarheid en der menschheid opregtelijk ter harte gaan, maar vooral voor hen, die, door betrekking van vrienden maagschap aan haar op het naauwst verbonden, in de gelegenheid waren, om den ganschen adel van kennis en karakter in haar van nabij te eerbiedigen. |
|