Iets, over het zeewater en het zeebad.
(Medegedeeld door den Hoogleeraar f. van der breggen, cornz.)
Het zal misschien niet ongepast zijn in den tegenwoordigen tijd, waar men zich meer bepaald onledig houdt met het aanleggen van zeebaden in ons vaderland, (iets, hetgeen ongetwijfeld reeds voorlang wenschelijk geweest is) eenige algemeene aanmerkingen over het zeewater en deszelfs gebruik, in een geneeskundig opzigt, ten dienste der badenden, mede te deelen.
In het algemeen zal het te wenschen zijn, dat men van het warme of koude zeebad geen te onbepaald gebruik make; dat men hetzelve nimmer bezige, dan met overleg van eenen ervaren geneesheer, en dat deszelfs gebruik geschiede onder deszelfs opzigt.
Het inwendig gebruik van het zeewater is van eenen zeer vroegen oorsprong. Hetzelve moet, om zijne bestanddeelen, bijzondere, eigenaardige werkingen uitoefenen. Russel, de tabe glandulari, seu, de usu aquae marinae in morbis glandularum, Lond. 1750, spreekt veel tot deszelfs lof in alle verstoppingen der klieren van het darmscheil, in zwelling der halsklieren, in onderscheidene huidziekten, en in verstoppingen van de lever. Het blijft evenwel nog twijfelachtig, of russel niet te veel op rekening van dit water stelle, en of niet de genezingen, door hem te weeg gebragt, meer aan andere geneesmiddelen moeten worden toegeschreven, die hij in ruime mate met hetzelve heeft doen gepaard gaan. Men heeft toch op deszelfs