Dan, niettegenstaande dit alles, is het mij altijd bedenkelijk voorgekomen, of de vrouw van socrates wel zoo verfoeijelijk slecht en duivelsch ondeugend geweest zij: het komt mij voor, dat de wijsheid, voorzigtigheid en bedachtzaamheid van den Atheenschen leeraar hem voor de ongelukkige keus van zulk een evenbeeld des duivels zouden behoed hebben. En zoo hij al eens tot zulk eene keus gekomen ware, zoude dan niet een socrates, door zijne wijsheid, lijdzaamheid en diepe menschenkennis, met goed gevolg, middelen gebezigd hebben, om het verstand en hart zijner onstuimige vrouwe te verbeteren, en haar te vormen overeenkomstig hare ware bestemming?
Ook verdient het onze bijzondere opmerking, dat socrates en deszelfs tijdgenooten xantippe niet gelaakt, maar veeleer geprezen hebben, en dat de beschuldigingen, tegen haar ingebragt, alleen gevonden worden bij geschiedschrijvers, die eerst eenige eeuwen na dien wijsgeer geleefd hebben. Socrates zelf vergeleek zijne echtgenoote bij een moedig paard. waarom zij met voorzigtigheid moest behandeld worden. Maar hierin ligt, mijns inziens, niets te haren nadeele. - Xenophon, een geliefd leerling van den Atheenschen wijsgeer, zegt, dat zij in het begin van haar huwelijk wat heerschzuchtig is geweest; waaruit dus blijkt, dat zij naderhand, onder het geleide van socrates, tot andere gedachten gekomen is, en zich meer onderworpen gedragen heeft. - Plato teekent haar als eene vrouw, die haren echtgenoot liefhad en tot in den dood getrouw bleef.
Vraagt men nu naar de oorzaak, waardoor xantippe naderhand in zoo een' algemeenen slechten reuk gekomen is: de gissing van den Hoogleeraar d.c.a. heuman is, mijns oordeels niet onwaarschijnlijk. Dezelve komt zakelijk hier op neêr: Pittacus, een der zeven wijzen van Griekenland, had een bij uitstek boos en kwaadaardig wijf, dat haren man onophoudelijk plaagde: dewijl nu socrates meer bekend en geroemd was dan pittacus, zoo heeft men van de vrouw des eenen verhaalt, hetgeen die des anderen bedreven had; en toen xantippe, op eene voor haar onschuldige wijze, eenmaal in eenen slechten reuk gekomen was, heeft men de onbedachtzaamheid gehad, om, in het vervolg, alle anekdoten, welke men van booze wijven wist, maar gulweg op haar over te brengen. - Deze godachte van