Tooneelbouw.
Bij gelegenheid des herbouwens van den Schouwburg l'Odeon, herinneren de Parijsche dagbladen de bijzonderheden, met welke de, desgelijks door de vlammen verteerde, Schouwburg aan de poort St. Martin, ten jare 1781, werd herbouwd. Eenige bouwmeesters hadden daartoe 4 jaren en 5 millioenen gevorderd; anderen 3 millioenen en 5 jaren. Wijlen de Heer lenoir nam aan, den Schouwburg binnen 2 maanden met 1 milloen tot stand te brengen, en hield woord. De arbeid ging nacht en dag onafgebroken voort, en alle 8 uren werden 1600 handen afgelost. In de verschillende werkplaatsen, waar men de bouwstoffen bearbeidde, waren meer dan 6000 handen onledig. Naardien men met de vier voorname trappen, naar den zin van lenoir, niet snel genoeg vorderde, loofde hij eenen Louisd'or uit voor elke trede, wanneer hij binnen 50 nren op den benedensten trap even zoo vele Louisd'or konde uittellen, als er treden zouden komen. In 37 uren waren de trappen gereed. Op den 41sten dag na het begin des bouws overhandigde lenoir aan den Luitenant der Policie, sartine, den slentel des Schouwburgs, en op den 46sten dag werd reeds de eerste groote Opera in denzelven gegeven. Een ongehoord en geenszins navolgenswaardig waagstuk! Inderdaad onderging ook de zaal, die bij de eerste vertooning berstensvol was, eene kleine verzakking. Het gebouw in zijn geheel hield zich echter staande, osschoon het daartoe gebezigde hout zoo versch van pas gevelde boomen was genomen.