| |
Het kunstmatig fabriek- en trafiek-wezen, van de staat- en zedekundige zijde beschouwd.
De vermindering van den arbeid in de fabrieken en trafieken, door middel der kunst, is ongetwijfeld het uitvloeisel eener zeer hooge en uitgebreide beschaving. Ook lijdt het geenen twijfel, dat zulks zeer voordeelig is voor den handel, bijzonderlijk voor hen, die daarvan een tijdig en gepast gebruik weten te maken. Nog is het blijkbaar, dat de tegenwoordige uitvindingen van dezen aard het eigenaardig gevolg zijn van vroegere, welke reeds vrij algemeen in zwang zijn, (zoo als, bij voorbeeld, de Molens) en aan welker oorsprong naauwelijks meer gedacht, of welker nut door niemand ontkend wordt. Eene andere vraag is het echter: Of de tegenwoordige snelle voortgang dier kunstwerkingen voor Staat en Zeden doelmatig, oorbaar en heilzaam kan geacht worden? Het is onder deze drie oogpunten, dat wij, deze vraag beschouwende, oordeelen, dezelve ontkennende te moeten beantwoorden.
| |
| |
Alzoo beweren wij, dat het meer en meer doordringend gebruik der kunstwerktuigen tot vermindering van handenarbeid, van de staat- en zedekundige zijde beschouwd, niet doelmatig is, en wel:
Omdat de mensch die, ofschoon lid der maatschappij, voor zich zelf als doel aanwezig blijft, deze oorspronkelijke hoedanigheid verliest, en integendeel, als gangbare munt beschouwd, welker gehalte en waardij van tijd tot tijd verandert, als middel wordt aangemerkt, dienstbaar aan alle die oogmerken, welken de staatkunde zelve, van haar eigenlijk doel verwijderd en alzoo bedorven, naar willekeur gelieft te scheppen.
Immers, het is de kracht van denken, vergelijken en oordeelen; het is de bijzondere oplettendheid en de oefening van het gehengen; het is de gezondheid des ligchaams; het is de gemoedsrust en de echte weltevredenheid; het is de gezelligheid, welke hand aan hand en hart aan hart verbindt: het zijn alle deze grondbegrippen en oorspronkelijke bedoelingen van elke maatschappelijke zamenwoning, welke de arbeid der menigvuldige personen in de fabrieken en trafieken gezamenlijk doet werken en het is ook daardoor, dat, met deze weldadige werking, de voorspoed en de rust van den staat bevestigd, de zeden, onder goede leiding, meer beschaafd, en de maatschappij zelve aan haar doel meer onmiddellijk beantwoordt en blijft beantwoorden.
Doch ook, omgekeerd, heeft het tegendeel plaats. Bij het gebruik der kunstwerktuigen, waarbij één persoon welligt voor tien of meer anderen geldt. houdt de mensch op, ei en nadenken, eigen kracht te oefenen. Zijne gansche wetenschap bepaalt zich tot ééne minuut, dikwerf tot ééne sekonde; endeze zelsde herhaling ge chiedt duizende malen, op dezelfde werktuigelijke wijze. Na het allereerste onderrigt, welk dra in volkomene werktuigelijkheid ontaardt, bestaat er geene aanleiding meer, om eenig vermogen van den geest te oefenen. Er ontstaat eene eentoonigheid, nog sterker door het gedruisch, welk gewoonlijk aan het meeste raderwerk der kunstwerktuigen eigen is, waardoor zelfs de zintuigen, althans zeer zeker dat des gehoors, verdoofd worden. Er komt geen overleg meer te stade. Het verstand is onwerkzaam Zijn wezen gevoelt ter naauwer nood eenig bestaan. Hetzelve nadert inderdaad, bij vergelijking, tot die soort van Veelvoe- | |
| |
ten, waarvan de kop naauwelijks merkbaar is, en welke alleen, door het eenzelvig gebruik van armen of pooten, haar leven vertoont.
Uit deze geheele verstomping van zin en geest wordt alzoo, bij gebrek van vergelijking van nieuwe denkbeelden en begrippen, een toestand geboren, die zeer na aan dierlijke domheid grenst. Onverschilligheid, vrees, ligtgeloovigheid, overhelling tot allerlei buitensporige verbeeldingen, welke hem, nadat hij thuiswaarts gekeerd is, ligtelijk ingeboezemd worden, en eene volkomene slaasschheid zijn de onvermijdelijke gevolgen. Het loon zelfs, geëvenredigd naar den werktuigelijken dienst, kan slechts gering zijn. Dit vermeerdert zijne afhankelijkheid, en voert hem doorgaans tot wezenlijke armoede. Deze toestand stelt hem bloot aan alle de gevaren, die met dezelve gepaard zijn; en meer, dan eenig ander lid der maatschappij, voor verleiding vatbaar, verbeidt hem de ondeugd, in allerlei gedaanten vermommingen en betooveringen, als de prooi van dierlijken wellust, oproer, roof en moord.
Ook is deze snelle voortgang der kunstwerkingen, in fabrieken en trafieken, in geenerlei opzigt oorbaar, en wel:
Omdat dezelve, in zijne gevolgen, onmiddellijk de heilige regten aantast, die aan ieder ingezeten van den staat toebehooren, om zijn wettig bestaan voor zich en zijn gezin te vinden, zoodra hij slechts zijnen lust en vaardigheid doet blijken. Want, hoe zeer het wel schijnt, dat de arbeider in fabriek en trafiek het aan zichzelven als eenen eersten pligt moet opleggen, om zich te rigten naar de dikwerf veranderende tijdsomstandigheden, ten einde hij in staat zij, om elke soort van arbeid, welke min in den algemeenen smaak valt, terstond met eene andere vaardigheid en kunde te verwisselen, zoude zulk een eisch weldra geheel in het ongerijmde loopen, daar de hooge vlugt, welke de vinding der kunst, bijkans in alle vakken van bedrijf, nu reeds genomen heeft, ons het zekerst vermoeden oplevert, dat zij, met de voortgaande winzucht en de streving van den handel, om zich altijd van den minsten prijs der waren te bedienen, zich welligt tot alle vakken van handarbeid uitstrekken, en daardoor, ten slotte, een verbazend aantal van ledige handen zal overlaten, welke, ondanks den besten lust om een eerlijk bestaan te vinden, bij geene mogelijkheid aan den gang ge- | |
| |
bragt, veel min gehouden, kunnen worden. Het moge, in het afgetrokkene, al schijnen, dat eene grootere mate van voortbrengselen, een gestadig toenemende handel, en eene geringheid van prijzen der gemaakte stoffen, zoo voor de behoeften des levens als voor de weelde, welke alle mededinging uitsluit, aan eene geheele natie welvaart, voorspoed en allerlei behagelijk levensgenot verschaft en verzekert; maar het is de ondervinding, welke een zoodanig bespiegelend stelsel wederspreekt, en alle glansrijke uitzigten te eenemale vernietigt. Engeland zelf, welk van zijnen verhoogden kunstarbeid het nadrukkelijkst voorbeeld geeft, verspreidt daardoor zijnen handel ligtelijk over alle de werelddeelen. De fabrikanten en handelaars vermeerderen hunnen rijkdom van dag tot dag; en echter bestaat er geen land, alwaar de
krijtende armoede tot zulk eene ontzettende hoogte gestegen is, zoodanig, dat, behalve de veelvuldige vaste parochie-fondfen, waaruit duizende behoeftigen onderhouden worden, jaarlijks vijf millioenen ponden st. belasting en bijdragen noodig zijn, om in den schreeuwendsten nood te voorzien.
En op deze zelsde gronden mogen wij, ten derde, stellig beweren, dat de snelle voortgang der kunstbewerking van fabrieken en trafieken voor den staat niet alleen niet heilzaam, maar inderdaad hoogst verderfelijk is,
Wij mogen ons, ten bewijze dezer derde stelling, veilig beroepen op hetgene hiervoor reeds is aangemerkt. Is de afzonderlijke mensch, door gebrek aan gelegenheid om voor zich en de zijnen een behoorlijk bestaan te vinden, - en dit is een noodwendig gevolg van het heerschend gebruik der kunstwerktuigen, die den arbeid der handen verhinderen, - in het onvermijdelijk gevaar om tot armoede te vervallen, en met het verlies van het besef zijner zedelijke waardij allen drang tot het goede te verliezen; staat hij alzoo bloot voor allerlei wandaden, welke de maatschappij verwoesten, dan valt het tevens onmiddellijk in het oog, hoe zeer deze nadeelige invloed zich ras over de gansche maatschappij verspreiden en het geheele karakter des volks tot wezenlijke boosheid moet doen ontaarden.
Dit gevaar is inderdaad nog te grooter, wanneer wij daarbij opmerken, dat juist, met deze meer en meer voortgaande kunstinrigtingen, de fabrieken en trafieken zelve in aantal zeer merkelijk zullen verminderen. De ongemeene rijkdom,
| |
| |
die enkele personen toevloeit, en noodwendig moet toevloeijen, brengt natuurlijk te weeg, dat de meer vermogenden, hunne schatten voor zulk eenen voordeeligen handel bestemmende, daardoor alle degenen, die minderen rijkdom bezitten, aan zich onderwerpen, daarna onderdrukken, en eindelijk buiten de mogelijkheid stellen om hen te evenaren, zoodanig zelfs, dat zij, voor de kracht der schatten zwichtende, hunne pogingen tot den wedstrijd geheelenal moeten opgeven. Hieruit volgt eene dadelijke vermetiging van den middelstand, die, eigenlijk gezegd, de zenuw is van den staat; en het verder gevolg is, of een geheele afstand van mededinging, en dus een zoogenoemd renteniersleven, welk alleen rekent en niet handelt, of eene verlaging tot andere soorten van handel, welke op sluikerij en bedrog gegrond zijn. Men zegge niet, dat zulk een gemis van kleinere fabrieken en trafieken weinig beteekent, omdat de arbeid, welke in dezelve voormaals plaats had, slechts tot de grootere overgaat; want juist worden de nog weinig overblijvende handen, door de grootere aanwending en uitgebreidheid der kunstwerktuigen, geheelenal verzwolgen, en de evenredigheid van het steeds minder en minder benoodigd aantal neemt van zelve toe.
Deze ontzettende ongelijkheid van rijkdom, dien het vermeesterd fabriekwezen, te gelijk door den handel, slechts in weinige handen speelt, is een geweldige sprong, die met den langzamen en zedelijken tred der maatschappelijke zamenleving onvereenigbaar is. De zelfzucht, aan den handel eigen, vertreedt weldra alle goede gezindheden en burgerlijke regten. De deugd ontvangt, naar het heerschende gevoelen, zekere tarief, welke hare waardij als geld berekent. De belastingen vermeerderen dagelijks, ten gevalle van den handel; en deze weet die met het gestrengste toezigt te ontduiken. De schrikkelijkste dwangmiddelen moeten de sluikerijen verhoeden, zonder zulks te kunnen doen. De zucht voor de letteren moet noodwendig afnemen. De kunst wordt praal, zonder wezenlijken smaak. De wetenschappen worden slechts in zoo ver geëerd, als zij voor den handel dienstig zijn. De ligchamelijke sterkte der ingezetenen wordt door gebrek, slaafschheid en dwang dagelijks ondermijnd: en daar geen staat op zichzelf zeker is wegens zijn politiek bestaan, in het bezit der grondstoffen, en de rijkdom zich de kortste en minst kost- | |
| |
bare middelen weet aan te schaffen, om die van elders te bekomen, heeft zulk een toestand den even zoo jammerlijken invloed op alle andere handeldrijvende staten, waarvan de een noodwendig moet wedijveren, om den anderen te vernietigen. Men predike alsdan vrijelijk aan den dief, dat hij niet stelen en mensch moet zijn, aan den bedelaar, dat hij burger behoort te wezen, aan den onverschilligen en kouden gierigaard, dat hij een vaderland heeft: dit alles blijft waarschuwing zonder uitwerkselen, en klinkt even goed, alsof men tot de zoo zeer in aantal toenemende kunstwerktuigen zegt, dat zij wapenen moeten zijn ter verdediging tegen roof en moord. Dat Engeland ook alhier, wederom, ten voorbeelde diene. Slechts sedert zeer weinige jaren wordt de waarde der gepleegde diefstallen, te Londen en in haren omtrek, op twee
millioenen ponden st. jaarlijks gerekend; en het is uit Birmingham en Manchester, twee voormaals zeer beroemde fabrieksteden, dat het Engelsche leger, bijkans geheel, van rekruten voorzien wordt! Er is, in evenredigheid der bevolking, geen land, alwaar, met het bezit der grootste rijkdommen onder afzonderlijke ingezetenen en den uitgebreidsten handel, meer menschen sterven aan dronkenschap, lediggang, zelfmoord en schavotstraf!
o, Dat eenmaal alle volken en Gouvernementen tijdig terugkeeren tot het besef des schrikkelijken gevaars, dat hen aangrimt! Dat zij den lediggang beschouwen als de woedendste van alle vulkanen, den arbeid, daarentegen, (en wel den handenarbeid, bovenal in den landbouw) als de grondzuil van elken staat! Dat men den geest der verbroedering, die alleen de echte en vaste grondslag zijn kan van elke afzonderlijke zamenwoning, en van alle maatschappijen te zamen genomen, langs alle voegzame wegen bevestige! Dat alle inrigtingen, bijzonderlijk alle belastingen, ook in derzelver mate en wijze van heffing, naar dien eeuwigen grondslag gewijzigd en uitgevoerd worden! |
|