Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1818
(1818)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 297]
| |
Mengelwerk.Olympia fulvia morata.
| |
[pagina 298]
| |
zoo hoog geprezene, maar nu niet meer genoemde Vrouwe eenige hulde te bewijzen. Ik heb niets kunnen raadplegen, dan de zoo even gemelde verzameling, bij welke nog eenige brieven van tijdgenooten aan en over haar gevoegd zijn. Zij zelve moet dus, gelijk zij zich in hare overgeblevene schriften geschetst heeft, en stof en vorm geven. Ik treed niet op als lofredenaar. Ik heb tooi noch sieraad noodig. Ik spreek van haar, gelijk zij was. Geen enkele trek, die u zal worden medegedeeld, of hij is naar waarheid; en ik zoude gelooven hare nagedachtenis te onteeren en haar karakter te miskennen, indien ik trachtte, meer tot uwe verbeelding, dan tot uw verstand en hart te spreken. Nederig en eenvoudig moet mijne rede zijn, gelijk zij bij de uitgebreidste wetenschap en al de eer, die haar hoofd versierde, nederig en eenvoudig was. Olympia fulvia morata zag in den jare 1526 te Ferrara het eerste levenslicht. Haar vader, fulvio peregrino morato, een Mantuaan van geboorte, had in verscheidene steden van Italië de schoone wetenschappen onderwezen, en was de leermeester der jonge Hertogen van Ferrara geweest. De dochter van lodewijk den XII, Koning van Frankrijk, de edele renata, beklom, door haar huwelijk met een' dier Vorsten, den Hertoglijken zetel. Zij kende en eerbiedigde het licht, hetwelk zich in Frankrijk, Duitschland en Italië verspreidde. Haar Hof, en Ferrara zelve, was de stille schuilplaats voor allen, die door de het licht schuwende grooten of geestelijken vervolgd werden. In deze beginselen voedde zij anna, hare dochter, op. Vroeg, zeer vroeg zich ontdekkende smaak voor wetenschap en kunst onderscheidde deze jonge Vorstin. Peregrino morato en johannes sinapio, een zeer opgeklaard geleerde van dien tijd, vormden haren vluggen geest. De eerste, die, als een schrander beproever van allen goeden aanleg, spoedig bij zijne dochter olympia eene heerschende neiging tot alles, wat goed en edel is, ontwaarde, en aan de gelukkigste ver- | |
[pagina 299]
| |
mogens de beste leiding, met de grootste zorgvuldigheid, gegeven had, smaakte eerlang het onuitsprekelijk genoegen, dat, op uitdrukkelijk bevel der Hertoginne-Moeder, de jonge olympia, als gezellinne van hare dochter, in alle hare letteroefeningen deelen moest. Van dat oogenblik bewoonde zij het Hertoglijk paleis. Afstand van geboorte en rang verdwenen hier. De edelste band, die van wetenschap, smaak en deugd, vereenigde deze beide, zich zoo schoon ontwikkelende zielen. De vorderingen van olympia gingen inzonderheid allen denkbeeld te boven. Zij was niet alleen gemeenzaam met de beste schrijvers der oudheid, sprak vaardig de Grieksche en Latijnsche taal, schreef zuiver en rein in beiden, gelijk uit eenen belangrijken brief, door den geleerden vader aan zijne geleerde dochter over de uitspraak der Latijnsche taal geschreven, en in bovengemelde verzameling opgenomen, overvloedig blijkt, maar zij beklom eerlang den leerstoel, en gaf, tot verwondering van geheel Italië en van menigen vreemdeling, door haren roem naar Ferrara gelokt, in den ouderdom van naauwelijks 17 jaren, letter- en zedekundige lessen over de Paradoxen van cicero, wiens wijsgeerige schriften zij bovenal waardeerde. Met eere bekroond, en het volle vertrouwen der jeugdige Vorstin en hoogstderzelver moeder genietende, vloeiden hare dagen zachtkens heen, te midden van alle die genoegens, welke de beschaving van het verstand, de veredeling van het hart, en de teederste vriendschap, door smaak en kennis gevoed, kunnen opleveren. Tot dat toppunt van geluk was olympia gestegen, toen eene doodelijke krankte, die haren vader aantastte, haar tot de vervulling van eenen voor haar zoo treurigen, maar dierbaren kinderpligt riep. De zwakte van hare moeder, lucretia, en de nog zeer jeugdige leeftijd van hare zusters en broeder vorderden hare tegenwoordigheid in het ouderlijke huis. Dit was voor haar geene opoffering van grootheid: zij wist, dat pligtsbetrachting altijd ware verheffing is. Tot het laatste | |
[pagina 300]
| |
oogenblik zorgde zij rusteloos voor den besten vader, en sloot zijne oogen met kinderlijke liefde en dankbaarheid. Nu werd er niet gedacht aan wederkeering tot vorigen stand en luister: zij nam het geheele onderwijs en opvoeding van hare jongere zusters en broeder op zich. Weinig had zij te overwinnen, daar zij erkende, dat een hooger bestuur haar deze taak opleide. Lodewijk's dochter en anna keurden dit goed, en waren alstoen nog olympia's opregte vriendinnen. Maar aan de zijde der verdiensten staat altoos de nijd en ijverzucht, vooral in dagen, waarin de begrippen, het zij burgerlijke of godsdienstige, aan het gisten zijn, en tegen elkander werken. Olympia was te groot, en hare denkwijze te strijdig met den geest der tijden, dan dat die glans niet aan sommigen zoude hinderlijk geweest zijn. Eene gevoelige en diep smartende beproeving wachtte haar. Onzalige intrigues - vergeeft, M.H., dit onduitsche woord! ik vond in de Hollandsche taal geen ander, hetwelk daarmede ten volle zonder omschrijving overeenkwam; en ik verheugde mij daarover, dewijl ik er het natuurlijk gevolg uit trok, dat welligt zoo iets oorspronkelijk vreemd aan onzen landaard was - onzalige intrigues bragten, men weet niet, langs welken weg en door welke middelen, verkoeling en verwijdering in het hart der Vorstinnen, vooral bij de anderzins zoo onbevooroordeelde renata, en men wist alle gelegenheid tot zelfverdediging en opklaring der duisternis zorgvuldig af te snijden en onmogelijk te maken. Olympia gevoelde het smartende van den pijl, die haar het hart doorboorde; maar zij onderzocht niet, van welk een' kant hij kwam; zij veroordeelde niet; zij bewaarde hare eerste liefde, en droeg en smaad en leed met al de gelatenheid, die aan groote zielen eigen is. Intusschen, daar zij door haar verkeer met renata en anna de eerste beginselen der hervorming, die voor Europa daagde, ingezogen, en dezelve door lezen en eigen nadenken gekoesterd en versterkt had, trok zich van dezen kant een nieuw onweder over haar | |
[pagina 301]
| |
hoofd te zamen. Julius de II, Rome's Opperhoofd, wist door zijnen invloed, en door het huwelijk van anna met den Hertog de guise, zoo bekend uit de geschiedenis der vreesselijke worsteling, welke Frankrijk korten tijd daarna onderging, eene geheel andere wending aan den geest van Ferrara's inwoners te geven. Spoedig verscheen de onverdraagzaamheid met al haar gevolg, en veranderde eene schuilplaats tegen het kwaad in een tooneel der rampzaligste vervolging. Olympia zag het dreigend gevaar, en zocht, zoo mogelijk, hetzelve te ontwijken. Hiertoe deed zich de gelegenheid op. Een uitnemend jongeling, Duitscher van afkomst, andreas gründler, geleerd in allerlei letteroefeningen, vooral in de wijsgeerte en geneeskunde, in welke laatste wetenschap hij tot den hoogsten akademischen rang en eer, in dien tijd te verkrijgen, was opgeklommen, en die reeds lang, in stilte, olympia, met welke hij in jaren, smaak, neigingen en gevoelens zoo zeer overeenstemde, vereerd had, vroeg hare hand, en verkreeg dezelve. Deze bescherming was echter in Ferrara niet genoegzaam. Hare verlichte denkbeelden en de achting, waarin zij stond, waren in het oog harer vijanden te strijdig met hunne belangen, om niet op allerlei wijze haar verderf te zoeken, en haren geheelen val te bewerken. Olympia dacht dus ernstig aan het verlaten van het haar voormaals zoo geliefde Ferrara. Eene harer zusters was te Milaan gevestigd. Zij gaf de andere over aan de zorg van hare vriendin lavinia ursina, eene edele Romeinsche vrouw, beval hare moeder aan de teedere waakzaamheid der jongste, en nam haren broeder emilius, nog geene acht jaren oud, geheel onder haar opzigt. Met hem en haren lotgenoot trok zij het Alpische gebergte over, om in het, wel is waar, deerlijk beroerde en geschokte, maar echter vrijheid-ademende Duitschland, te midden dier voortreffelijke mannen, die zoo veel lichts voor geheel Europa ontstoken hadden, den zegen van heilzame en weldadige opklaring, in | |
[pagina 302]
| |
hetgene den mensch het meest eerwaardig is, te smaken. Bij alles, wat olympia tot hiertoe ondervonden had, verloor zij niets van dien helderen, werkzamen, onderzoekenden, en zich in alles, wat waar en schoon is, verlustigenden geest. Ook schijnt het, dat tijden van beroering niet altoos nadeelig zijn voor verstandelijke en zedelijke ontwikkeling. De beste gedenkstukken der oudheid dragen den stempel van innerlijke waarde, naar mate zij uit de botsing der hartstogten geboren, en door het vuur der beproevingen gelouterd zijn. Door ervaring, tegenspraak, moeijelijkheid en strijd wordt de mensch gevormd. Athene en Rome waren hunne groote mannen verschuldigd aan de schokken, die de staat onderging, en aan de woeling der driften. Nooit heeft Europa zulk eene verzameling van edele vernuften gezien, nooit sloten zij zich meer aan elkander, dan toen de duisternis de uiterste pogingen inspande, om het opgaande licht te verdonkeren. Bijzondere gevoelens verdwijnen, wanneer men éénen vijand te bestrijden heeft. Men ondersteunt zich onderling door ingezamelde wetenschap. De eene vonk brengt de andere voort. Men zoekt minder lof, eer en toejuiching, dan in dagen van rust. Men gevoelt de behoefte, die men heeft, aan kennis. Geen ijdelen roem, maar wijsheid en kracht, beoogt men; en deze laatsten, die bij de afwisselingen des levens het meest te stade komen, verliezen nooit haren invloed, en beloonen heerlijk de genen, die dezelve gezocht hebben. Dit herinnert ons aan de letteroefeningen van eenen helvidius priscus, van wien tacitus ons zegtGa naar voetnoot(*), dat hij in zijne jeugd de schriften der wijzen doorzocht had, niet om nuttelooze en ons ledig latende geleerdheid onder eenen schitterenden naam te verbergen, maar om, door wetenschap geleid, zich tot een werkzaam leven, tot het bestuur der openbare zaken voor te bereiden, en de ziel te wapenen tegen de onverwachte slagen van het lot. - Zoo had olympia de ouden en | |
[pagina 303]
| |
de lateren gelezen; in dien geest had zij zich op heilzame kunde toegelegd; en nu, bij de stormen des levens, die haar reeds zoo vroeg troffen, oogstte zij er de schoone vruchten van in. Italië verlaten hebbende, bragt zij eerst eenigen tijd te Augsburg door, aan het huis van den geleerden georg herman, een' der Staatsraden van Koning ferdinand. Doch dit was de plaats niet van hare bestemming, waar eens grootere en zwaardere rampen haar te beurte zouden vallen. Schweinfurt, toenmaals eene vrije Rijksstad in den Frankischen kreits, was het vaderland van haren echtgenoot. Dit oord had boven anderen de voorkeur. Hier waren nog eenige bezittingen van gründler. Hier hoopte hij zijne kunst met gezegend gevolg te oefenen, en al het geluk, hetwelk opregte liefde geeft, ongestoord te genieten. Olympia besteedde nu de rust, welke zij na de vervulling harer huisselijke pligten smaakte, aan de opvoeding van den jongen emilius. Zij zelve onderwees hem in het Grieksch en Latijn, en leerde hem de schoonheden der ouden kennen. Het was in Schweinfurt, dat zij zich bezig hield met eene Grieksche vertaling der Psalmen, en het vervaardigen van andere dichtstukken in die zelfde taal, van welke er nog maar eenige weinigen, die den geest van homerus en pindarus ademen, overig zijn. In Schweinfurt schetste zij, met warme vaderlandsliefde, in den stijl van thucydides, de groote daad van mucius scaevola. Waarschijnlijk was het aldaar, dat zij eene schoone Latijnsche overzetting gaf van sommige der beste stukken van bocacio. Dit is meest verloren. Het was ook daar, dat zij eene geregelde briefwisseling hield met haren ouden leermeester sinapio, op dien hartelijken, dankbaren en eenvoudigen toon, die haar zoo eigen was; met pierre paul vergerio, dien standvastigen verdediger des vrijen onderzoeks in zaken van wetenschap en godsdienst; met flacius illyricus, bij wien zij ten sterkste aandrong, om, daar zij het | |
[pagina 304]
| |
Hoogduitsch niet magtig genoeg was, de schriften van luther, welke in die taal waren uitgegeven, in het Latijn of Italiaansch over te brengen, ten einde het goede te bevestigen, en het licht in haar voormalig vaderland uit te breiden; met den zoo even genoemden georg herman, dien zij, omdat hij de hervorming in het geheim was toegedaan, durfde aanmoedigen, om bij ferdinand en Keizer karel de zaak der waarheid te bepleiten; met coelius curio, den vriend van haren vader, aan wiens onvermoeide zorg wij het geringe overblijfsel harer schriften te danken hebben, en die zich ook bekend heeft gemaakt door de verzameling der Hekelschriften, die zoo veel toebragten, om, in dien tijd, den stroom der onkunde en zedeloosheid te stuiten - verzameling, die zoo zeldzaam werd, dat heinsius voor zijn exemplaar, het eenigste, gelijk hij geloofde, dat er toenmaals bestond, met eigen hand geschreven heeft: Deze Feniks, die alleen is overgebleven, daar alle de anderen door Rome verbrand zijn, kost aan Heinsius honderd goudstukken. Het was uit Schweinfurt, dat olympia aan de Hertoginne de guise, de onvergetelijke vriendin harer jeugd, de deelgenoote van alle hare oefeningen, den schoonen brief schreef, zoo als er maar weinigen ooit aan Vorsten geschreven zijn, waarbij olympia, aan anna de dagen harer kindschheid en jeugd herinnerende, haar bezwoer, bij hare voormalige onderlinge liefde, bij de beginselen, die eens hare moeder haar zoo vroeg had ingeboezemd, bij de kennis, die zij had van de leer der H. Schriften, bij het gevoel van regt, dat zoo diep in haar hart geplant was, bij de verbetering van inzigten, waaraan zij zoo veel verschuldigd was, en bij alles, wat ooit wetenschap en beschaving kunnen toebrengen, om menschenliefde en verdraagzaamheid te bevorderen, - haar, zeg ik, bij dat alles bezwoer, om het lot der onderdrukten in Italië en Frankrijk te verzachten, en de vrijheid des gewetens te handhaven. De geschiedenis zegt ons, dat anna, hoezeer gekluisterd | |
[pagina 305]
| |
en belemmerd door haren stand en betrekkingen, dit nooit vergeten heeft, maar menig kwaad verhoed, en in menige wond balsem gegoten heeft. Niemand was gelukkiger dan olympia in den schoot van haar huisgezin. De glans van aardschen luister, die haar zoo vele jaren omringd had, had niets van haar fijn gevoel voor stille, onschuldige genoegens weggenomen. Indien zij zich zelve nooit vergat, toen alles haar ten dienste stond, toen een geheel Hof haar toejuichte, zoo was ook nu de herinnering aan dien hoogen stand geen beletsel voor de vreugde des huisselijken levens. Zij verachtte met geenen hoogmoed, hetgeen zij voormaals was; maar zij waardeerde haar tegenwoordig lot, en zag naar geene verwisseling om. Hoe schitterende hare vorige betrekkingen, hoe uitgebreid de gaven van haren geest ook waren, hoe gezuiverd haar smaak, hoe rijk de schat van hare verkregene kundigheden, zij achtte niets beneden haar, hetgeen de zamenleving van haar klein gezin kon veraangenamen. Zij vervulde de minste pligten met de eenvoudigste bereidwilligheid. De liefde voor haren echtgenoot droeg den stempel der beminnelijkste jeugd. Hare groote geleerdheid verdoofde geenszins het vuur van hare bevallige verbeeldingskracht; en hare vroegere of latere brieven, aan den somtijds afwezigen vriend geschreven, sloegen menigmaal den toon der Lesbische lier. - Zoo vergenoegd en stil genietend was olympia, toen op het onverwachtst een zwaar onweder boven dat dierbaar hoofd losbarstte. De heerschzuchtige albert, Markgraaf van Brandenburg, wilde met geweld zijn gewaand regt op de Bisdommen van Wurtsburg en Bamberg doen gelden, en had daartoe het zwaard getogen. Op ééns bezette hij met een gedeelte van zijn krijgsvolk de vreedzame verblijfplaats van gründler en diens echtgenoote, en Schweinfurt werd het tooneel van namelooze ellende. In den rijksban gedaan, maar dat vonnis verachtende, en onverzettelijk in zijn voornemen, zag men spoedig, | |
[pagina 306]
| |
behalve het leger der beide Bisschoppen, ook nog maurits van saksen en hendrik van brunswijk, op karel's bevel, tegen hem aanrukken. Schweinfurt onderging eene belegering van bijna veertien maanden. Alle rampen vereenigden zich in die zoo vreesselijk geteisterde stad. Het grootste gedeelte der bevolking bezweek, en de overigen waarden als schimmen langs markt en straten. Olympia, die in een' harer brieven, aan lavinia ursina geschreven, een treffend tafereel van dien toestand schetst, bewaarde die effenbare gemoedsgesteldheid, die ons zoo krachtig ondersteunt bij het dreigend of drukkend kwaad, en verdeelde haren tijd tusschen vaardige hulpbetooning, waar zij maar uitkomst zag, en de door geen krijgsgeraas te verdoovene oefeningen van haren geest. Archimedes bij Syracuse's beleg had geen meer kalmte in het onderzoeken van afgetrokkene wetenschap, dan olympia in het gedurig verzamelen van nuttige kennis bij het klimmen der gevaren. Eens scheen alles haar te ontzinken. Haar echtgenoot werd door dezelfde ziekte, die reeds zoo velen had weggerukt, aangetast; en het oogenblik, waarin de schoonste band zou worden opgelost, scheen nabij. Gründler herstelde, maar om ooggetuige van nog grooter leed te zijn. Op ééns verliet albert's leger onverwachts en in stilte de stad. Nu ademde men weder, en men vleide zich met een beter lot. Treurig en ontzettend was de misrekening. Het vereenigd krijgsvolk, in de stad gedrongen, spaarde niets. Alle eigendommen werden geroofd of vernield, en de stad aan de vlammen overgegeven. Olympia, die tot driemalen toe haren echtgenoot van hare zijde zag rukken, maar over wien eene onzigtbare hand waakte, die hem telkens terugbragt, - olympia, die alle hare bezittingen, alle de voortbrengsels van haren geest had zien verwoesten, ging, bijna zonder kleeding, barrevoets, met gründler en emilius, uit het rookend Schweinfurt, en zocht hulp en toevlugt in het naastbij gelegene Hamel- | |
[pagina 307]
| |
burg. Naauwelijks werd de ellendige daar toegelaten. Er was bevel, om geene vlugtelingen te ontvangen. Mededoogen zegepraalde echter over gestrengheid. Een verblijf van vier dagen werd haar toegestaan. Na derzelver verloop moest de door vermoeijing en krankte bijna bezwijkende olympia wederom de wijde wereld in. Den daarop volgenden dag geraakte gründler in levensgevaar, doordien in eene stad, welke niet in hare brieven genoemd wordt, waar zij wilden vernachten, de stellige order was gegeven, om hetgeen uit Schweinfurt vlugtte ten dood te brengen. De onverwachte tusschenkomst van den Bisschop van Wurtsburg schijnt alleen de uitvoering van dat bevel belet te hebben. Intusschen was het gerucht van olympia's bitter lot overal verspreid, gelijk haar naam reeds lang te voren in geheel Duilschland was doorgedrongen. Eindelijk vond zij uitkomst. De Graven van reineck en erbach, groote namen in de geschiedenis van Duitschlands herschepping, ontvingen dit zwervend huisgezin met de onbepaaldste deelneming, en zorgden voor alles. Hoogstgewigtig zijn de bijzonderheden, die olympia aan curio mededeelt, omtrent de edele denkwijze en beschaving, welke er in die beide luisterrijke huizen heerschte, en den invloed, dien de herleving der wetenschappen op dezelven had. Om strijd door deze, in den waren zin van het woord adelijke, geslachten in allen nood bijgestaan, zag men daarenboven frederik den II, Keurvorst van den Palts, diep bewogen met het lot dier echtgenooten, en aan beider verdiensten hulde doende, zich haasten, om een einde aan alle hunne rampen te maken, en al hun vorig leed uit te wisschen. Hij noodigde hen, met de grootste hartelijkheid, naar Heidelberg te komen, en droeg aan gründler, ter bevordering van den bloei der Akademie, het Hoogleeraarsambt in de Geneeskunde op, en, gelijk sommigen willen, maar ik uit hare brieven niet heb kunnen opmaken, aan olympia den leerstoel der Grieksche letterkunde. | |
[pagina 308]
| |
Na zoo veel stormen een weinig tot bedaren gekomen, zag men olympia geheel bezig, met het lot van hare voormalige, nu zoo diep ongelukkige, stadgenooten zoo veel mogelijk te verzachten. Zij vernam, met de teederste belangstelling, bovenal naar den toestand der armen in de liefdadige gestichten, welke zij voormaals zoo gaarne bezocht. Hetgeen uit Schweinfurt, het rampzalig Schweinfurt, naakt en van alles beroofd in Heidelberg verscheen, werd door haren invloed en tusschenkomst naar vermogen verzorgd. - Te midden van alle die schokken en lotverwisselingen dacht zij aan Italië, dacht zij aan Ferrara; ook daar lenigde zij de drukkende omstandigheden van hare eerwaardige moeder. Altoos bleef zij zich zelve gelijk, haren geest steeds meer en meer vormende, en zonder om te zien goed doende. Hetgeen haar echter nu en dan wel eens een oogenblik minder opgeruimd maakte, was het verlies van den kostelijken schat van oudere en latere schriften. Hoe verheugde zij zich niet, toen coelius curio, men weet niet door welk een toeval, eenen plutarchus, met olympia's naam geteekend, in Bazel ontdekt hebbende en met veel moeite magtig zijnde geworden, haar dien geliefden schrijver, als het eenig overschot van hare in assche en puin gelegde boekverzameling, toezond. Er was in Heidelberg gebrek aan klassieke werken. Iedereen maakte het zich tot eer en pligt, om haar, die toen Duitschlands roem was, hierin behulpzaam te zijn. De door hunne uitgaven van oude en andere schrijvers zoo hooggeachte boekdrukkers van dien tijd, oporinus, hervagius en frobenius, wedijverden met elkander, om aan olympia alles, wat bij hen het licht zag, te doen toekomen. Zoo algemeen was de achting, welke men haar toedroeg; zoo groot de vereering van haar uitstekend vernuft! Welk een heerlijk vooruitzigt voor den bloei der letteren in Heidelberg! Maar neen! de hitte van den dag was te geweldig geweest, dan dat die schoone bloem niet haast het hoofd moest buigen. | |
[pagina 309]
| |
Olympia bezweek, nog geen 29 jaren oud zijnde, en werd, weinige maanden na haren dood, door haren echtgenoot en broeder gevolgd. Hun gebeente rust te Heidelberg in hetzelfde graf. - Duitschland en Italië treurden; en zoo roemvol was haar naam bij allen, die nederige en reine geleerdheid op regten prijs wisten te stellen, dat zelfs onze marnix van aldegonde, Vader willem's getrouwe vriend, olympia verheffende verre boven de sappho's, de corinna's en de praxilla's van den ouden tijd, in een schoon Latijnsch grafschrift hare nagedachtenis vereeuwigd heeft. Niemand droeg dieper leed, om dezen vroegen dood, dan coelius secundus curio, die ook lucretia, in eenen door Christelijke wijsheid gekenmerkten brief, die tot ons is overgekomen, van deze droeve mare de eerste tijding gaf. Het weinige, dat van hare werken is overgebleven, ademt eenen veelomvattenden en hoogen geest; en, hoe groot de verscheidenheid harer letteroefeningen ook geweest zij, overal ontdekt men die zoo zeldzame eenheid, welke nimmer haar eigen oorspronkelijk karakter verloochent, en de voor de wetenschappen zoo nadeelige tegenstrijdigheid zorgvuldig ontwijkt, welke er dikwerf tusschen geleerdheid en smaak, genie en gevoel, kundigheden en stijl, vernuft en zedelijkheid gevonden wordt. Wat men ook van haar leze, het is altoos olympia's geest, die naar één doel streeft. Overal ontdekt men de heerschende poging, om alle wetenschap en kunst, alwat bij oude of latere schrijvers schoon, edel en goed is, aan de eer van het Christendom dienstbaar te maken. Dit was het onveranderlijke punt, waarop zij van hare eerste jeugd het oog gevestigd had, en waarschijnlijk eene der oorzaken van hare zoo spoedige en gelukkige ontwikkeling. Nooit offerde zij het eene aan het andere op. Nooit geloofde zij, dat het ware, schoone en goede, in welk een oord, in welk eene eeuw hetzelve zich ook mogt vertoond hebben, immer uit eene andere bron, dan uit de on- | |
[pagina 310]
| |
zigtbare Oorzaak van alle volkomenheid, ware voortgevloeid. De sporen konden zwakker en minder zigtbaar, de maat geringer, de mengeling niet altoos even zuiver zijn; maar het onuitwischbare bleef, drong, volgens haar inzien, door, en strekte tot aanmoediging, en tot eenen onverbrekelijken band voor het waarheidzoekend en waarheidvereerend hart. Nimmer bragt het vlijtig lezen der ouden bij haar ligtzinnigheid of hoogmoed voort. Zij wist de Stoïsche wijsgeerte, die zij naauwkeurig onderzocht had, gelouterd door hoogere beginselen, tot zelfbeheersching te gebruiken; zij vond in het onvervalschte van de leer van epicurus, vereenigd met den goeden raad, om de wereld te gebruiken en niet te misbruiken, den regel, om vrolijk en dankbaar te genieten, hetgeen eene goede en milde hand op onzen weg verspreidt; en zij zag zelfs in het Pyrrhonismus en in den Akademischen geest een middel tot handhaving van die edele onafhankelijkheid, welke de kluisters van menschelijk gezag verbreekt, en zich zoo gaarne vasthoudt aan hetgeen eens een wijsgeer, die grooter dan zeno, dan epicurus en pyrrho was, aan de inwoners van Thessalonika zeide: Onderzoekt alle dingen, maar behoudt het goede. - Olympia, de Paradoxen van cicero uitleggende, een voortreffelijk overblijfsel van zijnen schoonen geest, in hetwelk hij onder anderen leert, dat hetgeen eerlijk is ook alleen goed kan zijn; dat iemand, die ware deugd bezit, nooit ongelukkig kan genoemd worden; dat een wijze alleen vrij, alleen rijk, en de ondeugende arm en slaaf is, - olympia, zeg ik, dit geschrift van marcus tullius uitleggende, miskende daarin niet de stille wenken van die zelfde waarheid, welke wij in nog betere, nog onbedriegelijkere en meer gezag voerende schriften eerbiedigen. Hare redevoeringen, zeer kort, maar vol van zin en kracht en ziel, bij die gelegenheid gedaan, zijn nog overgebleven, en strekken ten sprekenden bewijze, dat zij wist te vereenigen hetgeen moet vereenigd worden, om te bewaren hetgeen bewaard | |
[pagina 311]
| |
moet blijven; ofschoon latere tijden dit heerlijk verband, tot werkelijke terugzetting van ware geleerdheid, wel eens dwaasselijk verbroken hebben. Daar nu olympia bestendig het hoogere onderwijs der H. Schriften met het lezen der ouden paarde, zoo wachtte zij zich voor zelfverheffing. Hoe meer zij vorderde in kennis, hoe meer zij ook gevoelde, dat er veel ontbrak; en de uitbreiding harer inzigten in het rijk der menschelijke kundigheden deed haar des te levendiger de grenzen, die ons zijn voorgeschreven, erkennen. Hoe beminnelijk werd nu niet iedere wetenschap, die zij beoefende! hoe geschikt, om het geluk der zamenleving te bevorderen, en de inwendige genietingen van het hart te vermeerderen! Vandaar, dat zij nimmer uit de hoogte op anderen nederzag; vandaar, dat zij alle verdiensten, waar zij ook gevonden werden, vereerde; vandaar hare bereidwilligheid, om altoos te leeren, en hetgeen zij minder duidelijk had ingezien voor betere denkbeelden te verwisselen; vandaar, dat zij nooit streng oordeelde, noch eenige aanspraak deed gelden, die zij geloofde, dat ook anderen toekwam. Met dien nederigen en zachtmoedigen geest, met die echte geleerdheid, welke zich geene ijdele aanmatigingen veroorloofde, kon en mogt zij standvastig haren eigenen weg bewandelen, zonder zich door den geest des tijds de wet te laten stellen. Zij had te veel onderzocht, te veel ervaring, om niet duidelijk in te zien, dat alle de groote mannen der oudheid juist dáárom groot geweest waren, omdat zij eene denkwijze, strijdig met den geest des tijds, waarin zij leefden, hadden gehandhaafd. Of zoude immer socrates, indien hij den geest des tijds, het nietig Sophismus, had willen huldigen, en zijne vrije ziel aan hetzelve onderwerpen, genoodzaakt zijn geweest, den gifbeker te drinken? Waren iarcus tullius, juvenalis en tacitus vleijers van den geest des tijds? Waren de meesten hunner schriften niet regtstreeks tegen denzelven ingerigt? Gaf de eerste niet den naam van Paradoxen aan de zoo | |
[pagina 312]
| |
even genoemde stellingen, dewijl dezelve zich ten eenemale van den geest des tijds verwijderden? Ook heeft die geest altoos kluisters, hoe schitterend, hoe gepolijst en schoon versierd dezelve dan ook schijnen mogen. Is het Pharisaismus aan de orde van den dag, dan buigt alles voor het geestelijk geweld. Is het Sadduceismus, hetwelk alles gelijk stelt, de heerschende toon des tijds, dan wordt alles gebiedend uitgewischt. De wijze dus, die denkt en gevoelt, die weet en gelooft, dat er één onfeilbare Leeraar is, die, boven alle wijsgeerige en godsdienstige sekten, boven alle stichters derzelven, alléén het regt had, om zich het Licht der Wereld te noemen, en als zoodanig eerbied en gehoorzaamheid te vorderen, - die wijze luistert naar dien Eenen, en verbreekt in zijnen naam oude en nieuwe ketenen. Dat zouden ook socrates, aristides, cimon, cato en de scipio's gedaan hebben, indien zij Hem gekend hadden. Dat deden de edele en moedige helden uit de zestiende eeuw; en vond men hier en daar eene vlek, die hen ontluisterde, het was een overblijfsel van gelijkvormigheid aan den geest des tijds. Noch galilaei, noch baco, noch erasmus, noch melanchton vroegen ooit: wat is de smaak der eeuw? maar: welke zijn hare behoeften? Te trachten de laatsten te vervullen, was altoos tegen den geest des tijds de wapens op te vatten. - Zoo dacht olympia. Zij kende maar één besturend Beginsel, aan hetwelk zij alles toetste; één Gezag, aan hetwelk alle gezag onderworpen is. Vandaar die stille gemoedsrust, bij alle de woelingen, waaraan zij was blootgesteld; vandaar die opgeruimde geest, die haar nooit verliet; vandaar die inwendige kracht bij alles, wat haar ondermijnde en haar ligchaam sloopte; vandaar dat vrolijk oog en die blijde lach, met welken zij, stervende, aan haren echtgenoot, hem de hand toereikende, vroeg: Gründler! ziet gij niet dat pad met bloemen bestrooid, en dien helderen glans daar boven? Dit was olympia's laatste woord, en het heerlijk bewijs, dat de waarheid vrijmaakt, dat de waarheid vrede is. |
|