Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1818
(1818)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina (1)]
| |
Programma.maatschappij
FELIX MERITIS,
departement van
KOOPHANDEL, ZEEVAART, LANDBOUW, FABRIJKEN en TRAFIJKEN.
Het Departement Koophandel, enz. heeft, in eene algemeene Vergadering van de Leden der Maatschappij felix meritis, berigt:
Dat op de Prijsstoffe: ‘Welke middelen zijn, in betrekking tot de thans weder ontluikende Nederlandsche Zeevaart, het meest geschikt en doelmatig, om, in ons Vaderland, eenen Nationalen Matrozenstand aan te kweeken en te bevorderen?’ twee antwoorden waren ingekomen, geteekend met de spreuken:
No. 1. Simplex Veri Sigillum. - Boerhave.
No. 2. Het Vaderland boven al. | |
[pagina (2)]
| |
Dat vervolgens, in eene gehoudene bijeenkomst, ingevolge Art 82 en volg. der Bepalingen, de Beoordeeling-Billetten zijn voorgelezen; waaruit gebleken is, dat de Verhandeling No. 1, door de groote meerderheid der beoordeelaren, is beschouwd, als te zeer oppervlakkig geschreven, en geenzins voldoende aan de uitgeschrevene Prijsvrage; zoo als insgelijks de Verhandeling No. 2, hoewel veel goeds en bruikbaars bevattende, evenwel de algemeene goedkeuring niet geheel heeft mogen wegdragen: waarom dan ook aan dezelve geen eereprijs heeft kunnen worden toegewezen.
Het Departement voornoemd, ondanks dezen min gunstigen uitslag, echter willende voortgaan, om, door eer en vergelding, alle Landgenooten op te wekken tot alles, wat ter bevordering of verbetering van den Koophandel, Zeevaart, Landbouw, Fabrijken en Trafijken zoude kunnen verstrekken, heeft dan ook, wederom, besloten tot het uitschrijven der hierna volgende Prijsstoffe, om te beantwoorden vóór of op den laatsten Mei 1819; onder uitloving als volgt:
‘Is het gebruik van Werktuigen, in sommige Nederlandsche Fabrijken en Trafijken ingevoerd, met der daad, nadeelig te beschouwen voor zoodanige individu's, welke, door derzelver handenarbeid, in genoemde Fabrijken en Trafijken, bevorens, een genoegzaam mid- | |
[pagina (3)]
| |
del van bestaan konden vinden? - Zoo ja: welke zijn dan de meest doelmatige middelen, om de zoo even genoemde klasse van handwerkslieden werk te verschaffen; ten einde hen, hierdoor, tevens algemeen nuttig voor het Vaderland te doen zijn?’
(‘Even gelijk in Duitschland en Engeland, heeft men ook, in sommige onzer Vaderlandsche Fabrijken en Trafijken, het gebruik van werktuigen ingevoerd; ten einde hiet door de uitgaven der arbeidsloonen te besparen: dan, ten gevolge hiervan, is ook te gelijk een zeker aantal handwerkslieden buiten de gelegenheid gesteld, om, in genoemde Fabrijken en Trafijken, werk en bestaan te vinden. - Dit een ander gaf dan ook, hier en elders, aanleiding tot voor- en tegenspraak aangaande de algemeene nuttigheid van het gebruik van werktuigen, voor en in de plaats van handwerkslieden: en het is, derhalve, belangrijk te onderzoeken: of en in hoeverre de toepassing der Werktuigkunde eene wezenlijke schade, voor den handwerksman, kan opleveren? Gelijk het, tevens, niet minder gewigtig is, zich te bepalen tot eene gepaste keuze van middelen, waardoor het aantal individu's, welke, als nu, door den Fabrijkeur en Trafijkant, kunnen ontbeerd worden, (indien mogelijk) te algemeenen nutte, van werk en hierdoor van een eerlijk middel van bestaan kan worden voorzien.’) | |
[pagina (4)]
| |
De Gouden Medaille, nevens getuigschrift, voor de bestgekeurde Verhandeling; en de Zilveren, nevens getuigschrift, voor zoodanig stuk, hetwelk gehouden is, het bestgekeurde zeer nabij te komen. Het Departement voornoemd, al verder in overweging nemende, dat hoewel de twee hiervoren genoemde Verhandelingen, ter beantwoording van de Prijsvraag, betrekkelijk den Matrozenstand, niet zijn bekroond geworden; de verdiensten der ingekomene Stukken, echter, een sprekend blijk hebben opgeleverd, aangaande het gewigt der bedoelde zaak; iets, hetwelk vooral opmerking verdient, daar, nog onlangs, in het openbaar is gebleken, van welk een groot aanbelang de aankweeking en bevordering van den Matrozenstand beschouwd wordtGa naar voetnoot(*). Zoo heeft het Departement meergenoemd besloten, deze Prijsstoffe andermaal op te geven, om dezelve te beantwoorden vóór of op den laatsten Mei 1819; onder gelijke uitloving als hier boven is vermeld. - De bedoelde vraag is van den navolgenden inhoud:
‘Welke middelen zijn, in betrekking tot de thans weder ontluikende Nederlandsche Zeevaart, het meest geschikt en doelmatig, om, | |
[pagina (5)]
| |
in ons Vaderland, eenen Nationalen Matrozenstand aan te kweeken en te bevorderen?’
(‘Daar de Nederlandsche Koophandel in een zoo naauw verband staat met de Nederlandsche Zeevaart, en daar het, meer dan ooit, in den tegenwoordigen tijd, van belang is, om Nederlandsche Koopvaardijschepen door Nederlandsche Zeelieden te doen bevaren: daar de bevolking van ons Vaderland zoo zeer is vergroot, en de Nederlandsche Zeevaart wederom ontluikt, verlangt men, bij de beantwoording dezer vraag, dat de middelen te aankweeking en bevordering van eenen Nationalen Matrozenstand, in deze gesteldheid van zaken, zoodanig worden aangegeven, dat er gegronde hoop zij, om dezelve al ras te kunnen doen werken; bijzonder met betrekking tot dat gedeelte der Nederlandsche Volksklasse, welke eigenaardig geschikt is, of zoude kunnen geacht worden geschikt te zijn, om Matrozen of Zeelieden op te leveren.’)
Voorts wordt, bij dezen, herinnerd, dat, onder uitloving als boven breeder is vermeld, bij Programma des jaars 1817, is uitgeschreven geworden, ter beantwoording vóór of op den laatsten Mei 1818, de volgende Prijsstoffe:
‘Alzoo de toestand van den Landbouw, in de onderscheidene gewesten van ons Vaderland, | |
[pagina (6)]
| |
zich niet in eenen gelijken bloeijenden staat bebevindt, alhoewel de gesteldheid der gronden en de kundigheden van den Landbouwer gelijk staan. - Zoo is de vraag: welke zijn de voorname aanleidende oorzaken, (afgescheiden van de cultuur der landen zelve) die dezen algemeenen bloei tegenwerken? en welke middelen zouden er behooren te worden aangewend, ten einde deze oorzaken weg te nemen, en de plaatshebbende beletselen, in dezen, te verminderen of geheel uit den weg te ruimen?’
Een ieder, onverschillig of hij al dan niet tot het getal der Leden van de Maatschappij felix meritis behoore, die naar den prijs verkiest te dingen, zal zijne Verhandeling, in de Hollandsche taal, door eene andere hand dan de zijne, duidelijk en leesbaar afgeschreven, behooren in te zenden aan den Heer j.a. van lankeren, Directeur van het Departement Koophandel, wonende op den Fluweelen Burgwal, bij de Hoogstraat, No. 37, alhier, en dat wel vrachtvrij, te weten: De antwoorden op de, bereids in het vorig jaar, uitgeschrevene Prijsstoffe, en waaraan thans is herinnerd, vóór of op ultimo Mei eerstkomende; en de antwoorden op de vragen, thans voor de cerste en tweede reize opgegeven, vóór of op ultimo Mei 1819; alzoo er na deze tijdsbepaling geene stukken meer kunnen aangenomen worden. | |
[pagina (7)]
| |
De Verhandelingen zullen niet met den naam des opstellers, maar met eene zekere spreuk behooren geteekend te worden, welke spreuk, insgelijks door eene andere hand geschreven. gesteld zal moeten zijn op een bijgaand verzegeld briefje, in hetwelk de naam, de woonplaats en het beroep of qualiteit van den Schrijver vermeld behooren te zijn.
Voorts zij den Schrijveren berigt: dat het Departement, omtrent alle bekroonde Verhandelingen, aan zich voorbehoudt het regt van eigendom; om met en van dezelve zoodanig gebruik te maken, als hetzelve, in naam en van wege de Maatschappij, zal oordeelen te behooren.
Laatstelijk wordt aan de Schrijvers der onbekroonde Stukken, onder de Zinspreuken hier voren vermeld, bekend gemaakt: dat zij derzelver Verhandelingen, benevens het ongeopende naambriefje kunnen terug bekomen, op vertooning van een biller, den eersten volzin hunner Verhandeling inhoudende, en geschreven door dezelfde hand, waarmede het ingekomen Stuk is geschreven. - Deze teruggave zal geschieden door of van wege den Heer Directeur van lankeren, ter plaatse hier voren gemeld, des Dingsdags, Woensdags of Donderdags, des morgens voor tien ure.
Op last van het Departement Koophandel voornoemd.
a.h. tegeler. Directeur. Amsterdam, 21 Maart 1818. |
|