te laat,’ zeiden zijne ambtgenooten; ‘de Czaar zelf heeft immers reeds onderteekend.’ In plaats van allen antwoord, verscheurde dolgorucki het schrift. Terwijl zij allen nog verbaasd stonden over zijne stoutheid, trad de Czaar binnen. Bevend verhaalde hem een Minister, wat er gebeurd was. De Czaar, van toorn overweldigd, riep dolgorucki toe: ‘Hoe! weet gij wel, dat dit u het leven kan kosten?’ - ‘Ja,’ hernam deze bedaard; ‘maar ik weet ook, dat de groote peter niet de voetstappen van karel den XII drukken, zijne staten niet ontvolken mag. Hebt gij wel overwogen, hoe arm deze streken aan menschen, hoe ongelukkig derzelver bewoners zijn? hoe het daar zelfs aan menschen tot den noodzakelijksten arbeid van den akkerbouw ontbreekt? dat de Zweedsche krijgsgevangenen aan het kanaal van Ladoga kunnen werken, welke tot nu tot ledig loopen?’ Aldus sprak dolgorucki, en met elk woord verhelderde het gelaat van den Czaar, met elk woord verdween het vuur zijns toorns meer en meer, en eindelijk volgde hij den zoo koen als trouwhartig gegevenen raad.
De geschiedenis van Frankrijk heeft een tegenstuk tot de stoutheid van dolgorucki. Hendrik de IV gaf aan zijnen Minister sully de huwelijksverbindtenis tusschen hem en zijne beminde gabrielle, en sully verscheurde dezelve even bedaard en even onbevreesd voor hendrik's toorn.