de getuigen nader, en ondervroegen ook zichzelven, omtrent de plegtigheden, welke de Mis uitmaken; en, geen voldoend antwoord gevonden hebbende, verklaarden zij, dat de beschuldiging niet bewezen, en de aangeklaagde onschuldig was.
Op een' anderen tijd, naar het Engelsch gebruik, de Provincien bezoekende, om er regt te spreken, bragt men eene oude vrouw voor hem, die van tooverij beschuldigd werd. De bewoners van de plaats waren geweldig tegen haar vooringenomen. De getuigen verklaarden, dat zij haar door de lucht hadden zien vliegen, met de beenen boven, het hoofd beneden. Lord mansfield hoorde, met veel bedaardheid, de beschuldiging en de getuigen, en, ziende de geestgesteltenis des völks, hetwelk hij niet wilde verbitteren, zeide hij tot de vergadering: ‘Ik twijfel niet, of deze vrouw heeft, met de beenen omhoog en het hoofd omlaag, door de lucht gevlogen, dewijl gijlieden het gezien hebt. Maar zij heeft de eere van eene Engelsche te zijn, zoo als gij en ik. Zij kan derhalve niet geoordeeld worden, dan naar de Engelsche wetten, en niet veroordeeld, dan omdat zij die wetten overtreden heeft. Maar nu ken ik er geene, die verbiedt, dat men door de lucht vliege, of met het hoofd beneden en de beenen omhoog ga. Elk onzer mag ongestraft hetzelfde doen; en ik zie dus geene reden, om de beschuldigde te straffen. Zij kan naar huis gaan, zoo ras het haar behaagt.’ - De gansche vergadering vond, dat de Lord gelijk had, en de oude vrouw leed geen' verderen overlast.