| |
De levensgezellin van Luter.
Katharina van bora (of bore), uit het oudadelijke geslacht der hugewitzen, was den 29 Januarij 1499 geboren, en dus vijftien jaren jonger dan luter. Daar hare ouders niet rijk waren, kwam zij reeds zeer jong in het adelijke klooster Nimtschen, nabij Grimma aan de Mulde, alwaar zij ook in den begin- | |
| |
ne zocht, door hare gebeden, ijverig God te dienen, tot dat in haar en acht andere kloosterzusters de wensch opkwam, uit dezen kerker verlost te zijn, tot welken de nieuwe leer van luter, die alle werkheiligheid veroordeelde, waarschijnlijk reeds was doorgedrongen. Door luter's bemiddeling was het, dat een burger uit Torgau, genaamd leonhard koppe, met eenige hulp het waagstuk ondernam, om de negen nonnen uit haar klooster te bevrijden; hetwelk ook in den nacht van stillen vrijdag, den 4 April 1523, gelukte. Koppe bragt deze jonge nonnen op wagens naar Torgau, en wel, gelijk eene Torgauer kronijk luidt, ‘als haringtonnen;’ welke uitdrukking wel niet zinnebeeldig, maar eigenlijk moet genomen worden, daar koppe, wiens weg door het gebied van den ijverig katholieken Hertog georg geleidde, misschien op de gedachte eener harington, waarin elke non gemakkelijk konde zitten, gekomen was, om zijnen kostbaren roof te beveiligen. Van Torgau kwamen zij, op den derden paaschdag, gelukkig te Wittenberg; en onze katharina werd van den toenmaligen burgemeester, philip reichenbach in huis genomen. Luter sprak zijne hooge begunstigers voor die verlatenen aan, en zocht die genen, welke nog in den bloei haars levens waren, uit te huwen. Ook voor
katharina werd weldra een minnaar gevonden, die hieronymus baumgärtner heette, van een aanzienlijk geslacht in Neurenberg afstamde, en toenmaals te Wittenberg vertoefde. Hij scheen aan katharina niet te mishagen; en misschien was het slechts eene latere luim des minnaars, die, toen hij in zijne vaderstad teruggekeerd was, niet ernstig meer aan deze verbindtenis dacht; zoodat dit huwelijk, waarover luter zich zoude verheugd hebben, (gelijk wij uit eenen brief aan baumgärtner vernemen) niet tot stand kwam. Luter was nu op een' anderen voor haar bedacht; namelijk Doctor caspar glatz, prediker te Orlamunda. Maar toen haar, van wege luter, door nikolaus van
| |
| |
amsdorf, prediker te Wittenberg, de voorslag werd gedaan, weigerde zij zulks, en verklaarde openhartig, dat zij voor Doctor glatz geene neiging gevoelde, maar bereid was, om hem, amsdorf, of luter zelven, hare hand te schenken. Luter had, zoo als bekend is, reeds vroeger het monnikskleed afgelegd, en konde het huwelijk, als eene door God zelven ingestelde orde der natuur en als zijn heilig gebod, niet ongenegen zijn, daar hij zelfs alle zijne vrienden tot het huwelijk vermaande; maar het besluit, om zelf te huwen, scheen bij hem, die reeds tweeënveertig jaren telde, meer uit overleg dan hartstogt te ontstaan. Ook wilde hij wel het verwijt ontgaan, dat hij goede lessen gaf, die hij zelf niet opvolgde; en eindelijk moesten hem de dringende beden zijns vaders tot dien stap bewegen, die in zijnen toestand voorzeker rijpelijk moest overwogen worden.
Met verrassenden spoed volvoerde hij dit stil genomen besluit; en dit onverwachte huwelijk verbaasde zoo wel zijne vrienden, welken hij vooraf niets gezegd had, als zijne vijanden, welke hierin gelegenheid zochten, om nopens katharina en luter de nadeeligste geruchten te verspreiden. Maar luter, niet gewoon zich door het oordeel van zwakke en bekrompene zielen te laten misleiden, aanvaardde zijn huwelijk met gebeden, zeggende: ‘Toen ik mijn kaatje wilde nemen, bad ik onzen Heer God met ernst.’ En hierop schreef hij aan amsdorf: ‘Aldus heb ik dan ook aan dezen laatsten wil mijns lieven vaders geene gehoorzaamheid kunnen weigeren, die zulks van mij begeerde, in de hoop, dat God mij kroost zoude schenken.’
De eensgezindheid der beide echtelingen werd wel door eenigen betwijfeld; men beschuldigde katharjna van trotschheid en heerschzucht, waardoor het huisselijk geluk verstoord werd; en bredow haalt het oordeel van zekeren nas aan, die haar nog gekend zoude hebben, en die van haar zegt: ‘Bora was van
| |
| |
eenen hoogdravenden geest, eigenzinnig en trotsch, zoodat zij met andere vrouwen niet veel vriendschap hield, dewijl zij, van wege den roem haars mans, zich boven genen verheven achtte.’ Gelijk dit oordeel van twee zijden kan beschouwd worden, en even veel lof als berisping voor luter's echtgenoote bevat; zoo kan men ook aannemen, dat katharina misschien in beschaving en veredeling vele vrouwen van haren tijd overtrof, en zich dus weinig tot verkeering buiten haar huis genoopt voelde, vooral daar hetzelve de verzamelplaats der beschaafdste en kundigste bewoners van Wittenberg was. Uit de tegenstrijdige oordeelvellingen van gelijktijdige schrijvers schijnt alleen te blijken, dat katharina inderdaad eene edele trotschheid en een zeker zelfgevoel hebbe gehad; en in dit gevoelen van bredow kan men gereedelijk toestemmen. Daar eenigen hare gierigheid, anderen hare verkwisting berispen, zoo ziet men ligtelijk, dat deze verwijtingen op rekening van den laster moeten gebragt worden, daar het zwakke menschdom hiervan wel nooit bevrijd was, maar altijd genegen, om vooral datgene averegts te beoordeelen, wat men niet kent. Maar bugenhagen en justus jonas, luter's vrienden, ja huisgenooten, spreken van katharina, en van luter's gevoelen jegens haar, niet anders dan op eene vereerende wijze; en in luter's tafelgesprekken hooren wij hem zeggen: ‘Het is mij met haar, Gode zij dank! wel gelukt; want ik heb een vroom en getrouw wijf, waarop het hart eens mans zich kan verlaten, zoo als salomo zegt, Spreuken XXXI:11: Het hart hares heeren vertrouwt op haar.’ - En zoo konden wij nog vele plaatsen uit luter's eigene gezegden bijbrengen, die bewijzen, dat hij met zijne katharina in eenen
tevredenen en gelukkigen echt hebbe geleefd, waaruit zes kinderen geboren zijn.
Toen de groote, onsterfelijke ziel van luter, den 18 Februarij 1546, deze aarde verliet; toen, een jaar daarna, de Smalkaldische oorlog uitbrak, de Keurvorst
| |
| |
johan frederik gevangen genomen, Wittenberg belegerd werd, en karel V als overwinnaar in de stad trok; toen vlugtten de getrouwe aanhangers van den Keurvorst, en de ijverige belijders der nieuwe leer, buiten de muren van Wittenberg; en onmogelijk kon de weduwe van dien man achterblijven, die wel het licht voor het nieuwe Evangelie ontstoken, maar nimmer tot eenen bloedigen strijd voor hetzelve geraden had. Zij vlugtte met hare kinderen naar Leipzig; en hier zien wij luter's arme weduwe aan drukkende behoefte blootgesteld, want zij moest kostgangers aan hare tafel nemen, om zich met haar huisgezin levens onderhoud te verschaffen. Luter had wel aan de wereld de kostbaarste goederen geschonken, en de gezegendste schatten aan tijdgenooten en nakomelingen nagelaten; maar klein en gering was de tijdelijke bezitting, welke hij aan vrouw en kinderen naliet; zoodat de echtgenoote van luter, in hare laatste dagen, bij vreemde en inlandsche Vorsten, om genadebrood moest bedelen.
In haar lijkprogramma der akademie van Wittenberg wordt gezegd: ‘Met hare vaderlooze kinderen moest de als weduwe reeds zwaar gedrukte, onder de grootste gevaren, ronddwalen, als eene banneling; groote ondankbaarheid heeft zij bij velen ondervonden; en van die genen, van welken zij, van wege de groote en openlijke verdiensten van haren echtgenoot, weldaden verwachtte, werd zij dikwerf schandelijk misleid.’
Dus moest ook zij ondervinden, hetgeen na haar zoo menige weduwe ondervond, wier man de roem des vaderlands en de bewondering der tijdgenooten was!
Naderhand keerde zij van Leipzig naar Wittenberg terug, en leefde aldaar zeer bekrompen en ingetogen, tot den jare 1552, toen de pest weder zoodanig uitbarstte, dat de akademie naar Torgau moest worden overgebragt. Zij volgde dezelve met drie kinderen. Op den weg naar Torgau werden de paarden schuw. Om zich en hare kinderen uit het dreigend gevaar te
| |
| |
redden, sprong zij uit den wagen, en viel in een moeras; en deze omstandigheid geeft men op, als de voornaamste oorzaak eener kort hierop gevolgde uittering. Zij stierf nog in hetzelfde jaar, den 20 December, en werd in de kerk te Torgau begraven, alwaar haar grafsteen nog te zien is. |
|