| |
| |
| |
Verzameling van officieele Stukken, betreffende den Gevangenen op Sint Helena, met de Aanmerkingen op de Aanspraak van Lord Bathurst, in de Kamer der Pairs, op den 18den Maart 1817 gedaan, verzegeld toegezonden aan Sir Hudson Lowe, aan het adres van Lord Liverpool, op den 7den October 1817. ‘Ik keur deze aanmerkingen goed, en wensch, dat dezelve onder het oog van den Vorst en het volk van Engeland worden gebragt.’ (Geteekend) Napoleon. Letterlijk uit het Engelsch vertaald. Naar de Fransche uitgave gevolgd. Te Rotterdam, bij A. May van Vollenhoven. 1818. In gr. 8vo. 118 Bl. f 1-5-:
Lotgevallen van Emanuel August Dieudonné, Graaf van las Casas, vóór, gedurende en na zijn verblijf met Napoleon op Sint Helena; benevens twee Brieven, door hem, zoo van Sint Helena aan Lucien Bonaparte, als uit Frankfort aan den Mein aan Lord Bathurst geschreven, zijnde de eerste door de Engelsche Ministers achtergehouden, en de tweede nu eerst bekend gemaakt. Uit het Hoogduitsch vertaald. Te Amsterdam, bij J.C. van Kesteren. 1818. In gr. 8vo. 128 Bl. f 1-:-:
Wij voegen beide deze bundels, die, blijkens de titels, bij elkander passen, te zamen. Zij hebben beiden, ten aanzien van den inhoud, veel gemeens, en zijn, in toon, elkander vrij gelijk. Ook daarin komen zij overeen, dat zij vertalingen van vertalingen zijn. Trouwens neen: No. 1 is slechts naar eene vertaling gevolgd, en wijkt dus van de letter af, hetgeen, ten aanzien der overbrenging van zoogenoemde officieele stukken, vrij vreemd is. Of intusschen die benaming juist, zoo wel alsof al, wat men hier ontvangt, echt, dat is wezenlijk uit de pen gevloeid is der genen, wier naam het draagt, (waaromtrent hier en daar twijfel bij ons is opgekomen) laten wij in 't midden.
In No. 1 ontmoet men, in de eerste plaats, de, op den titel, laatst genoemde Aanmerkingen op de Aanspraak van Lord bathurst, tot bestrijding eener Motie van Lord holland, waarin over de behandeling van den Gevangene
| |
| |
op Sint Helena hestig geklaagd was. De overige stukken, ten getale van elf, van meer of minder belang en uitgebreidheid, en daaronder een brief, welke door napoleon aan den Graaf van las casas, na deszelfs gevangenneming, zal zijn geschreven, zijn voornamelijk als bijlagen tot de Aanmerkingen te beschouwen. De Schrijver der laatsten (zoo met mede napoleon zelf, dan waarschijnlijk Graaf bertrand, of Graaf montholon) maakt hier uittreksels uit de Aanspraak van Lord bathurst, en laat op elk derzelven volgen, wat hij daarop te zeggen heeft; doch de uittreksels zijn veelal zoo kort, dat men ze niet genoeg verstaat, en dus de Aanmerkingen, wier stijl daarenboven hier en daar duister is, niet kan beoordeelen. Zoo men den lezer hiertoe in staat had willen stellen, had men hem eerst de Motie en dan de Aanspraak, in haar geheel, moeten geven. De geest der Aanmerkingen is ten uiterste bitter; alles wordt geweldig overdreven, en men kan, om de buitensporige grootspraak, hier en daar geen glimlach onderdrukken. Dit alles wekt geen vertrouwen van geloofwaardigheid. Dit ziet men klaar, (en wie begrijpt het niet van zelf?) de Gevangene heeft het, op Sint Helena, in het geheel niet naar zijnen zin. Zijne buitensporige pretensiën, zijn kwaad humeur, omdat men daaraan niet voldoen wil, en zijne hoofdigheid, in, van hetgeen men hem toestaat, geen gebruik te willen maken, omdat het minder is, dan hij vordert, doen hem zichzelven zijnen toestand hoogst onaangenaam maken. Hier mag bijkomen, dat de Gouverneur Sir hudson lowe, (aan wiens bewaring hij is toevertrouwd, en die zoo min met hem,
als met de genen, die hem omringen en met hem overeenstemmen, deeg kan doen) door het verachtelijk afwijzen van zijne beleefdheden, en de hem, bij alle gelegenheden, aangedane beleedigingen, nu en dan zijn geduld verliest, (en wie zou dat, in zulke omstandigheden, niet?) en wel eens dit of dat weigert, of bepaalt, hetgeen hij, bij bescheidener gedrag des Gevangenen, zou toestaan, of vrijlaten; hetwelk dan eenigen grond tot billijke klagt kan geven: maar dit, dat de Gevangene zich in zijn lot niet, als een groot man, kan of wil schikken, en er zich, met kwaadaardigheid, tegen verzet, dit maakt hem dat lot boven alles hard. De hoofdgrond der klagten gaat uit van het beginsel, dat zijne gevangenis zelve onregtvaardig is, dat men zich,
| |
| |
ter kwader trouw, van hem heeft meester gemaakt, dat hij zich onder de bescherming der Engelsche wetten gesteld had, daardoor Engelands gastvriend was geworden, en dus, als zoodanig, behandeld had moeten worden. Is dit nu niet een zeer billijke grond? Is die niet dezelfde, waarop elk roover, die, van alle kanten bezet, zich in de armen wierp van een der genen, die hem alle uitkomst onmogelijk maken, zou kunnen beweren, dat hij daardoor zijn gastvriend geworden was, en men hem nu met geen vinger mogt aanroeren? Hoe gaarne zouden schelmen dit regt algemeen zien aangenomen! - Voorts beklaagt men zich voornamelijk daarover, 1. dat men den Gevangene den naam van Generaal heeft gegeven, en hem niet hooger, dan als zoodanig, geëerbiedigd wil hebben. Hij wilde, namelijk, dien van Keizer behouden, (schoon hij van het Keizerrijk, tot tweemalen toe, gedwongen afstand heeft moeten doen) en dus ook gewis, dat men hem, overeenkomstig zulken titel, behoorlijke egards betoonde. Daar men dit nu niet heeft goedgevonden, en hij daarin niet berusten kan, is het hem gedurige zielskwelling, dat hem de honneurs niet bewezen worden, welken hij verlangde; 2. dat men hem juist, onder de brandende luchtstreek, op Sint Helena geplaatst heest. Geen wonder: want men is immers gewoon, aan een' Gevangene te vragen, waar hij geplaatst wil worden, en niet te overwegen, waar men hem best bewaren kan! 3. dat men hem het ellendige Longwood (dit was echter het buitengoed van den Luitenant Gouverneur, en die Heeren kiezen toch zelden iets slechts tot hun verblijf) tot woning gegeven heeft. Maar die Heer Luitenant Gouverneur had toch nog een beter huis in de stad, en de Gouverneur een nog beter; en Plantation-house, het buiten van dien Gouverneur! dat was het best van allen, en stond den Gevangene uitmuntend aan. Buiten dat was er, op het geheele eiland, geene woning, voor hem geschikt. En dat nu
deze Heeren voor den Exkeizer uiet ruimen wilden, en beter gelogeerd waren, dan hij, en dat vooral het begeerlijk Plantation-house, waarop men hem niet zeer naauw surveilleren kon, aan hem niet werd afgestaan, - dit was een altoosdurende doorn in het vleesch. Men wilde den Gevangene een nieuw huis bouwen; maar het was Plantation house niet, en men zou zes of acht jaren noodig hebben, om het te stichten. En wat kon er, in dien tijd, niet
| |
| |
gebeuren? Hij begeerde het daarom niet. Men wilde Longwood vergrooten en verbeteren; maar dit werd afgewezen, omdat men dan te veel last van het werkvolk had. Men verkoos dus te blijven, daar men was, en te blijven klagen, dat men er was. - Een vierde hoofdpunt van klagt is, dat men den Gevangene over het eiland niet overal, en niet, dan onder opzigt, wil laten wandelen en paardrijden, waar hij verkiest, - een vijfde, dat men aan hem en zijn gezelschap geene geslotene briefwisseling wil toestaan, met wien zij in de wijde wereld goedvinden, - een zesde, dat men hem op geen zoo kostbaren voet onderhouden wil, als hij wenscht, - een zevende, dat Sir h. lowe de magt heeft, om alle de bepalingen te maken, welken hij noodig acht, om te zorgen, dat de Gevangene niet ontkome, enz. - Dit alles brengt nu te weeg, dat de Gevangene van al de hem gelatene vrijheid geen gebruik belieft te maken, dat hij zichzelven opsluit, geene brieven wil schrijven, geene brieven wil ontvangen, enz. en dat hij aanhoudend tegen den Gouverneur uitvaart, en hem allerlei kwade namen geeft. Hoe vreemd nu het hart ook zijn moge van wraakzucht tegen een' man, die, jaren lang, alle regten, ten aanzien van een groot deel des menschdoms, kwaadaardig en meêdoogenloos vertrapt, en ze daardoor allen voor zichzelf verbeurd heeft, kan men zich toch niet anders, dan ergeren, over zijn geschreeuw van regtsverkorting te zijnen aanzien. Quis tulerit Gracchos, de seditione querentes? Waar heeft de Geschiedenis iemand aan te wijzen, die zoo veel leeds aan zoo een groot deel der wereld brouwde, zoo vele duizenden, onschuldig, in kerkers deed versmachten, zoo vele honderdduizenden deed omkomen? - een' man, die, na zijne regtvaardige vernedering, zoo eerloos misbruik maakte van de vrijheid, welke men hem onverdiend
gelaten had, die op nieuw zoo veel onrust verwekte, zoo veel bloeds deed storten, zoo talloozen ongelukkig maakte, en die, na andermaal in de magt des Geregts gekomen te zijn, met zoo vele verschoonende edelmoedigheid behandeld werd? - En zulk een man zal nu nog schreeuwen, alsof hij vermoord wierd, omdat men hem, in de ruimste gevangenis, waarin ooit iemand werd opgesloten, geene vrijheid genoeg laat, om andermaal aan de waakzaamheid te ontsnappen, en ten derdenmale zijne rol te spelen! En zijn geschreeuw zou van dien invloed zijn, dat
| |
| |
men hem nogmaals eene gevaarlijke vrijheid schonk! - God verhoede het!!
In No. 2 beschrijft, zoo het schijnt, de Graaf van las casas zelf zijne lotgevallen, en is zijn eigen lofredenaar. In het voorberigt wordt hij afgemaald, als een man, vol van den riddergeest der middeleeuwen; en zoo leeren hem ook deze gedenkschriften kennen. Van een ijverig Koningsgezinde en Emigrant, is hij, door napoleon's grootheid verrukt, eerst zijn adorateur, daarna zijn voorstander, vervolgens zijn kamerheer, en eindelijk zijn vrijwillig medegevangene op Sint Helena geworden. Aldaar, strijdig met het verbod van anders, dan door het kanaal van Sir lowe, brieven te verzenden, gepoogd hebbende den hier uitgegevenen aan lucien bonaparte heimelijk weg te krijgen, werd dit door Sir lowe ontdekt, die hem nu in verzekering en zijne papieren in beslag liet nemen, en hem vervolgens naar de Kaap de Goede Hoop liet vervoeren. Vanhier werd hij naar Engeland, en vandaar verder naar het Vasteland gezonden, en, onder opzigt der policie, tot aan Frankfort aan den Mein geleid. Dit alles wordt, in denzelfden geest en toon, waarin de vorige stukken geschreven zijn, verhaald. Wij hebben er twee, ons onbekende, bijzonderheden in gelezen: 1. dat, in de dagen der Fransche emigratie, vele geëmigreerden, zelfs met geweld, uit Holland naar Batavia gevoerd zijn, en 2. dat las casas, op den togt van Ostende naar Frankfort, als een boosdoener, met den dood worstelende, door het Koningrijk der Nederlanden, en vervolgens door een deel van Duitschland, gesleept is, en te Frankfort kwam, toen hij op het punt stond, om, onder de ongemakken des ligchaams en de kwellingen der ziel, geheel te bezwijken. Zeker is er toen een wonderwerk aan den man gebeurd, dewijl
hij, op den dag zelf zijner aankomst, in staat was, om den hier mede geplaatsten brief van 28 bladzijden aan Lord bathurst te schrijven. Die brief behelst zijn beklag over de hem aangedane behandeling, en zijne eischen van voldoening deswege, welke wij vreezen, dat niet veel gehoor zullen vinden.
De brief aan lucien bonaparte, van ruim 50 bladzijden, bevat een verhaal van al het aan napoleon bejegende, sedert hij, de laatste maal, afstand van de regering deed, tot op de dagteekening des briefs, in September 1816. Men verzelt hem naar en te Rochefort, leest, hoe hij het
| |
| |
daar onmogelijk vond, om, door de Engelsche kruisers heen, (naar Amerika, zoo als men voorgeeft) te ontsnappen; hoe hij, na onderhandeling met den Kommandant van de Bellerophon, zich aan zijn boord begaf, aan den Prins Regent schreef, naar Engeland stevende, daar verpligt werd op de Northumberland over te gaan, en naar Sint Helena vervoerd werd; zijn protest daartegen, zijne leefwijs aan boord, de aankomst op het eiland, wat op hetzelve, tot aan bovengemelden tijd, voorviel, hoe hij daar leeft, hoe slecht hij het er heeft, enz. enz. Het spreekt van zelf, dat dit alles weder doorweven is met aanmerkingen, in denzelfden geest als al het overige, en dat Sir lowe er weder niet in gespaard wordt. - Kortom, de twee bundels raken elkander gedurig in dezelfde punten, en de veelvuldige herhaling van dezelfde bijzonderheden en dezelfde klagten maakt de lezing van dien bundel, welken men het laatst ter hand neemt, onaangenaam. De overeenstemming is evenwel niet altijd volkomen: want (bij voorbeeld) volgens den brief, dien napoleon aan las casas heet geschreven te hebben in den eersten bundel, was die, welke aanleiding gaf tot het in verzekering nemen van gem. Graaf, aan eene vriendin te Londen geschreven; maar, volgens den laatsten, was het de brief aan lucien bonaparte. |
|