de aandacht van iederen vaderlandschen Zeeuw zich tot deze mishandeling bepalen. Eene toevallige melding daarvan, in eenen brief van den Heer Mr. n.c. lambrechtsen van ritthem aan den Heer Luitenant-Admiraal van kinsbergen, had het edelmoedig aanbod van den laatstgenoemden ten gevolge eener zoodanige som, als tot herstel van het Praalgraf noodig konde geacht worden. Van dit aanbod, echter, om bijzondere redenen, geen gebruik gemaakt wordende, leende zich de Heer Gouverneur der Provincie, j.h. schorer, op des eerstgenoemden verzoek, tot eene voordragt aan Z.M. den Koning ter herstelling en overbrenging van dat Gedenkstuk naar de Nieuwe-kerk, waarin Hoogstdezelve bij besluit van 30 April 1816 bewilligde. Dit werk door den Steenhouwer w. van uye aangenomen en in dit loopende jaar 1818 voltooid zijnde, oordeelde het Zeeuwsche Genootschap der Wetenschappen, aan dit herstel een openbaar aandeel te moeten nemen. Met goedkeuring der Hoogere Magt, besloot men tot eene openlijke inwijding op 18 Maart dezes jaars, welke dan ook, in tegenwoordigheid eener talrijke en achtbare schare, plegtstatig verrigt werd.
Het is de Redevoering, te dier gelegenheid door den Heer de kanter gehouden welke wij thans met volkomene lofprijzing aankondigen. Hare wijziging is zeer doelmatig door hare eenvoudigheid. De inhoud is belangrijk van wege der ontvouwing van de diensten, door de beide Helden den vaderlande bewezen, en der opgaven van derzelver doorluchtig geslacht, waarvan wij met gevoelige deelneming vernemen, dat de mannelijke linie, bij het overlijden van den Heer c. cromstrien evertsen, in 's Gravenhage op 14 Junij dezes jaars 1818, is uitgestorven. Een vooraan geplaatste stoute Lierzang van den Dichter m.c. van hall, de dichterlijke wending van den Spreker zelf voor het tweede gedeelte, de edele Feestzang van den Dichter a. van deinse, en de eenvoudige dichterlijke Toespraak van den Heer corn. schutters, zetten eene wezenlijke waarde bij aan deze plegtige en statige feestviering; terwijl de medegedeelde Afbeelding van het Praalgraf zelf ons de dagen van alouden roem en vaderlandsche kunst met eerbied herinnert.
Met gevoelige deelneming lezen wij alhier de hulde, door den zeer verdienstelijken Luit. Adm. van kinsbergen aan den Zeeuwschen heldenroem bewezen, in het doen ver-