Schrijver zijne aanwijzing van den aard en het doel van dit werkje - ‘is toch inderdaad een toonen, of een gelui der kerkklok, eene roepstem in de gemeente, om zich tot den Zoon van God te verzamelen, die woorden des eeuwigen levens spreekt.
Kerkklokstoonen noodigen ter feestviering. Zoo hebben deze verhalen alleen ten doel, bescheidenlijk en zonder eenige aanmatiging uit te noodigen tot datgene, wat het geheele leven tot een feest kan maken.’
Het Voorberigt spreekt van de Vertaalster; en wij twijfelen dus niet, of Vrouwe a. kleyn, geb. ockerse, is deze Vertaalster, hetwelk voor het werkje geene geringe aanbeveling is, ons te aangenamer, daar het dezelve zoo ten volle verdient.
‘In de meeste stukjes zijn spelingen’ - zegt de Heer ockerse in het Voorberigt - ‘op het rituéle en de plaatselijke gebruiken der Luthersche kerk in Duitschland, welke, hier te lande niet bij de Protestanten aangenomen, dezen eenigermate vreemd moeten voorkomen, en soms den zwakken zouden kunnen ergeren.’ Dat de Vertaalster deze aanspelingen door noten heeft opgehelderd, is allezins verdienstelijk; maar dat zoodanig ritueel zwakken zoude kunnen ergeren, zagen wij niet in, of het moesten van die soort van zwakken zijn, wien alles ergert, wat niet volgens hunne begrippen en manier van doen is ingerigt, wier zwakheid, met één woord, een bekrompene partijgeest is - en laten dezen het boekje vrijelijk uit de hand leggen, en zich vervoegen, waar zij braaf orthodoxie der letter, en de, min of meer regtstreeksche, prediking, dat in hun midden toch eigenlijk, ten aanzien van leer en plegtigheid, het ware te huis is, kunnen genieten. - Geholpen door de ophelderingen aan den voet der bladzijden, kan elke lezer zich gemakkelijk in eene Luthersche kerk in Duitschland onder de beschrevene plegtigheden verplaatsen, en dezelve met de meeste aandoening in den geest bijwonen, gelijk Rec. door ondervinding aan zich en zijne huisgenooten weet. Ergerlijks is hier niets, dan voor den genen, die het er in legt.
Denzulken, die in, en hun, die buiten de geestelijke bediening zijn, prijzen wij alzoo gelijkelijk dit werkje, de vertaling van welks tweede stukje (ons in het Voorberigt beloofd, ingevalle dit eerste bijval vinden mogt) wij met ver-