juist berekend voor diegenen, voor welke het geschreven is. Het bevat, in de Inleiding, een kort overzigt over de theoretische geneeskunde, in 't bijzonder over de materia medica, en maakt dus bijna een volkomen geheel uit van die kundigheden, welke men, bij een gewoon kunstoefenaar, verwachten mag. Dit eerste deel levert voorts eene vrij volledige en nog al uitvoerige beschouwing der koortsige ziekten; terwijl het tweede over de slepende zal handelen.
De orde, waarin de koortsen, de eene na de andere, behandeld worden, wijkt, in 't algemeen, weinig van de gewone af, dan alleen daarin, dat de Schrijver de zamengestelde koortsen van de enkelvoudige afzondert, verstaande door de eerste die verwikkeling van toevallen, welke dikwijls in koortsachtige ziekten plaats hebben, b.v. zenuwachtige galkoorts enz., door enkelvoudige ook zulke, waarbij eene bijzondere aandoening plaats heeft. Wij geven in bedenking, of dit begrip wel juist is. De koorts is, als koorts, zouden wij zeggen, altijd eenvoudig; maar zoodra er eene plaatselijke ziekte bij komt, b.v. eene ontsteking, of eene vermeerderde afscheiding, dan geeft dit reeds eene zamengestelde ziekte. Eene eenvoudige koorts zouden wij noemen, waarbij het vaatgestel oorspronkelijk is aangedaan, en die aandoening de hoofdrol in het lijden des ligchaams speelt, b.v. in de rooskoorts (febris catarrhalis benigna). Ook weten wij niet regt, waarom de tusschenpoozende koorts (febris intermittens) het laatst wordt behandeld, daar toch, in dezelve, het ware karakter der koorts het duidelijkst zigtbaar is.
Er zijn ons, bij het doorbladeren van dit boek, hetwelk wij, voor het overige, in veler handen wenschen, eenige onnaauwkeurigheden en min juiste stellingen voorgekomen: b.v. bl. 80 wordt aan den man de meeste verrigting, in het werk der voortteling, toegeschreven, schoon uit het vervolg blijkt, dat de vrouw gemeend is; bl. 104 worden de middelzouten onder de prikkelende, en bl. 123 onder de ontstekingwerende mid-