De Zoon uit Jamaika, of de vaderlijke Beproeving, Tooneelspel, gevolgd naar den West-Indier van A. von Kotzebue, door M.G. Engelman. Te Amsterdam, bij de Wed. H. van Kesteren en Zoon. 1817. In kl. 8vo. 142 Bl. f :-16-:
Die Zoon uit Jamaika is een zonderling heer; hij is met de Europesche zeden onbekend, en door die onkunde nagenoeg den eersten dag van zijn arrivement de dupe van het ellendigst gespuis, en echter is de schatrijke jongen een troetelkind des geluks; want nog dien zelfden dag erlangt hij vader en schoonvader, schoonbroeder en schoonzuster, vrienden, en eene regt beminnelijke bruid, allen van den echt goeden stempel; en wij gunnen hem dit alles hartelijk, omdat hij het waarlijk verdient. Het stuk wordt verlevendigd en het genoegen verhoogd door de teleurstelling en eindelijke gevoelige straf van een oud, afgrijselijk, rimpelig, gierig en daarbij schijnheilig wijf. - Bij de lezing voldeed ons het verdichtsel, en het zal ook wel op het tooneel voldoen.