| |
Handleiding tot de Behandeling, Gezondheidsbewaring, en de Geneeswijze van de Ziekten der Paarden; door G.A. Geisweit van der netten.
(Vervolg en slot van bl. 390.)
De eerste Afdeeling, bl. 1-49, handelt over de kenmerken van den staat van gezondheid en ziekte, in twee Hoofdstukken. Het is de gewone verdeeling der verrigtingen, volgens de door den Hoogleeraar blumenbach ingestelde orde, waarop de Schrijver zijne beschrijving grondt; en, wat er ook omtrent het aannemen van eene andere orde bijgebragt is of nog zoude kunnen gezegd worden, is zeker de opvolging dezer orde voor het geneeskundig publiek, voor hetwelk de Majoor van der netten schrijft, de doelmatig- | |
| |
ste; en zij diende, om van het vroegere werk niet al te zeer af te wijken, ook hier gevolgd te worden.
De tweede Afdeeling, aan de beschrijving der ziekten toegewijd, loopt van bl. 51-190. Dezelve behandelt, onder vijf Hoofdstukken, alle de bij de paarden voorkomende inwendige ziekten, en wel in de volgende orde: I H. de ziekten, welke bijzonder het gestel der opslorpende vaten aandoen; II. de rheumatieke en krampachtige toevallen; III. de ziekten der levenswerktuigen; IV. de toevallen, door uitwendige oorzaken voortgebragt, of die zich uitwendig aan het ligchaam vertoonen; V. de koortsen. Vooraf vinden wij eene beknopte, echter hier ter plaatse zeer voldoende, beschrijving van de oorzaken der ziekten, derzelver onderscheiding en verdeeling. Kort is hier in 15 bladzijden voorgesteld, maar desniettemin duidelijk en volledig, hetgeen in vele ziektekundige werken niet zonder omslag voorkomt; en de bewerking dezer stoffe is, naar ons oordeel, zoo goed behandeld, dat wij dezelve niet alleen den veeärtsenijkundigen, maar zelfs iederen eerstbeginnenden, die zich op de ziektekunde gaat toeleggen, ter lezing en bestudering zouden durven aanprijzen, om daardoor een algemeen overzigt der ziektekunde te verkrijgen, hetwelk hij vaak te vergeefs in andere werken zal zoeken. - Na deze beschrijving te hebben voorafgezonden, gaat de Schrijver nu tot de bijzondere ziekten in de boven opgegevene orde over; behandelende in het I H., van bl. 66-93, den droes en deszelfs verschillende trappen. Belangrijk is hier de opgave der door sommigen in het werk gestelde geneeswijzen, en daarbij de onder de geneesmiddelen tegen deze ziekte opgegevene na te zien, welke echter alle nog verre af zijn van volkomen aan het oogmerk te beantwoorden, hoe zeer zij ook door derzelver uitvinders met grooten lof aangeprezen, of als bijna onfeilbaar voorgesteld zijn. - Onder de rheumatieke en krampachtige toevallen worden, van bl. 93-109, de klem en
kramp der beenen beschreven. Daar de Schrijver bij
| |
| |
de klem zeer veel van afleidende middelen verwacht, hadden wij wel gewenscht, de aanwending van het gloeijende ijzer, als opwekkend middel, opgenoemd te vinden. Hoewel zulk eene hevige ziekte sterke middelen vordert, zouden wij het op bl. 106 opgegeven lavement liever meer bepaald en in geringere hoeveelheid, wat de theriac (aldaar 6 oncen op twee kannen sterk afkooksel van baldriaanwortel) betreft, voorgeschreven zien, welke tevens een zeer onzeker middel is; ook zal, in plaats van afkooksel, zeker aftreksel moeten gelezen worden, daar de baldriaan altijd getrokken, nimmer gekookt moet worden, zal dezelve werkzaam zijn. - De ziekten der hersenen, de keelontsteking, de ziekten van de werktuigen der ademhaling, de ziekten der ingewanden, en die van de werktuigen der pisontlasting, zijn de voornaamste, welke in H. III, van bl. 109-150, voorkomen. Moeijelijk te kennen en te genezen blijft de ontsteking der hersenen. Belangrijk is de beschrijving van den kolder, en welke paarden aan denzelven bij voorkeur onderhevig schijnen. Doelmatig zijn de in de keelontsteking en bij de acute borstziekten aangeprezene aderlatingen. Hetgeen de Schrijver op bl. 119 en volg. zegt, verdient herlezen, behartigd, en in de praktijk nimmer uit het oog verloren te worden; en wij houden het met den Schrijver daarvoor, dat slechts weinige longontstekingen in den aanvang van geenen ontstekingachtigen aard zijn, en prijzen den regel, om in het begin der longontsteking nimmer prikkelende of verhittende middelen te geven. Van gewigt is hetgeen bl. 125 van de aderlating als voorbehoedmiddel gezegd en proefondervindelijk gestaafd wordt. Het door boerhaave, bij het versterf der longen, als laatste redmiddel voor den mensch, voorgestelde wordt hier, op eene andere wijze, ook bij het paard ter aanwending bijgebragt, en verdient opmerkzaamheid, bl.
144. Bij de opgave der hoofdmiddelen, wanneer in den buikloop bij gedaalde levenskracht groote pijn, persingen enz. aanwezig zijn, hadden
| |
| |
wij gaarne olieachtige middelen opgenoemd en gewaardeerd gezien; ook geven wij in bedenking, uit den aard der zake, of, bij de behandeling van de koude pis, de onbepaalde aanwending der verkoelende dranken en aderlatingen wel raadzaam is. - H. IV behelst, in twee artikelen en verdere verdeelingen, de vergiftigingen en de huidziekten. Doorgaans te kort, en in vergelijking van het overige werk minder volledig, is het eerste artikel. Het tweede voldoet ons beter; en zoude het middel van Prof. dupuitren tegen de schurft met regt aanprijzing verdienen. Hetgeen over het verharen gezegd wordt, kenschetst den eenvoudigen, onbevooroordeelden waarnemer der natuur, en behoort door de liefhebbers van kunstjes, te hunner teregtwijzing, nagelezen te worden. - In H.V vinden de koortsen eene plaats. De inleiding tot dezelve, bl. 166, had verstaanbaarder kunnen voorgesteld worden; en is de verdeeling, zoo als zij hier omschreven wordt, te veel volgens een stelsel voorgedragen, hetwelk niet altijd regtstreeks met de natuur overeenkomt. Gewis is de hier heerschende toon voor velen onverstaanbaar; en zoude eene verdeeling in active en passive koortsen, in den geest van den grooten gaubius voorgesteld, belangrijker geweest zijn. De geheele misvorming, waarschijnlijk door den letterzetter, van het woord sthenie is over het hoofd gezien. Het onaangename dezer stelselmatig eenzijdige verdeeling wordt echter merkelijk verminderd door eene, over het algemeen, vrij goed voorgestelde behandeling der koortsen, welke, door de ondervinding bevestigd, veilig kan en mag opgevolgd worden. Gebrek aan plaats belet ons, over dit belangrijk stuk tot bijzonderheden te komen.
Volgen wij den Schrijver thans tot de derde Afdeeling, welke uitwendige toevallen tot opschrift heeft, en, onder vier Hoofddeelen, wonden, kneuzingen, verrekkingen en gezwellen beschrijft; terwijl dezelve met de behandeling der ooggebreken besloten wordt. Over het algemeen is ook deze Afdeeling zeer doelmatig behandeld: het ten opzigte der wonden gezegde getuigt
| |
| |
van gelouterde begrippen, is geheel op de betere ondervinding gegrond, en mag, wenschen wij, ter onderrigting, overtuiging en verbetering dienen van hen, die nog met de zucht, om alle wonden zonder onderscheid te zalven, behebt zijn. Hetzelfde kunnen wij van de behandeling der kneuzingen zeggen; ofschoon wij de genezing derzelve door verdeeling in het begin niet met prikkelende middelen wenschten begonnen te zien, waar wij gelooven, dat verkoelende beter zullen te pas komen, die, wanneer de ontsteking weggenomen is, ter versterking door gene kunnen gevolgd worden. Wat wij van de wonden gezegd hebben, is ook toepasselijk op de gezwellen, wier behandeling desgelijks voldoende voorgesteld is. Kort, echter genoegzaam om zich in voorkomende gevallen met vrucht naar deze voorschriften te kunnen regelen, is de behandeling der oogontsteking, met derzelver gevolgen; waarmede het genees- en heelkundig gedeelte van dit boek besloten wordt.
De Schrijver vervolgt en besluit nu, van bl. 270-334, de op zich genomene taak, door, in eene vierde Afdeeling, te spreken over de behandeling der paarden in den staat van ziekte, en zoekt hier aanleiding te geven, om, langs eenen veiligen weg, datgene ten uitvoer te brengen, waarvan de regels in de voorgaande Afdeelingen zijn opgegeven. Uit dit oogpunt beschouwd, wordt deze Afdeeling eene der belangrijkste; en de behandeling derzelve door den Schrijver beantwoordt volkomen aan hetgeen wij daarvan zeiden. Na met een woord de noodzakelijkheid dezer kundigheid betoogd te hebben, worden in H. I de regels ter behandeling der paarden in den staat van ziekte voorgedragen; en wordt, naar mate men verkiest, of het dier aan de behandeling van deskundigen over te geven, of het liever zelf te behandelen, aangewezen, wat men aan anderen verschuldigd is, of bij zichzelven dient te overwegen, eer men handen aan het werk slaat; terwijl van bl. 278-288 zulke voorschriften gegeven worden, die door een ieder te behartigen zijn, om, zoo lang men geenen veeärts
| |
| |
geroepen heeft, geene misslagen te begaan, die voor het dier nadeelig en op de verdere behandeling eenen schadelijken invloed zouden kunnen hebben. Deze voorschriften moeten in het werk zelf nagelezen worden: het ware te wenschen, dat van het hier gezegde een uittreksel gemaakt, en tot geringen prijs ter verkrijging van een ieder gesteld wierd. - In H. II worden de genees- en heelkundige verrigtingen en werktuigen nader toegelicht, en bijzonder over de aderlatingen, de dragten, de insnijdingen, het branden, de vereeniging der wonden, en de verbanden gehandeld, zoo wel ter verrigting dezer kunstbewerkingen, als van hetgeen men verder bij het ingeven moet in acht nemen, en, zijn er middelen ter beveiliging noodig, welke die zijn, om zich van het paard te verzekeren. - Eene IIIde onder-Afdeeling blijft toegewijd aan het toedienen en aan den vorm der genees- en heelmiddelen, zoo wel in- als uitwendige; waarbij tevens de beschrijving der ook hiertoe behoorende werktuigen eene plaats vindt. - Vier weluitgevoerde platen, met bijgevoegde uitlegging, dienen ter opheldering van het gezegde, om sommige kunstverrigtingen duidelijker te maken, als ook, om de meest gebruikelijke instrumenten, zoo als dezelve behooren te zijn, voor te stellen.
Na met dit werk zoo verre gevorderd te zijn, heeft de Heer van der netten gemeend, het hierbij nog niet te moeten laten berusten, maar, om hetzelve zoo volledig mogelijk te maken, er een aantal voorschriften bijgevoegd, die eene ruimte van bijna 72 bladzijden innemen. Hier nog in bijzonderheden te treden, veroorlooft deze reeds te uitgebreide beoordeeling niet meer; dus nog maar enkel eene korte opgaaf van het oogmerk des Schrijvers, die deze verzameling niet doorloopende met het overige werk heeft doen afdrukken, om dezelve ook afzonderlijk te kunnen uitgeven. De opstelling dezer voorschriften heeft desgelijks een tweeledig oogmerk, en om den paardenärts, hoezeer niet ter blinde navolging, echter ter herinnering of ter
| |
| |
leiding te dienen, en voor den mingeoefen len in zekere gevallen bepaalde en doelmatige voorschriften te leveren, om daardoor de vaak zoo ondoematige als nadeelige overleveringen van geneesmiddelen te verbannen. Eenvoudigheid in de zamenstelling der voorschriften, door keus van slechts weinige en welgekozene middelen, is het voornaamste doel des Schrijvers; en het is aan deze eenvoudigheid, die doorgaans wél is in acht genomen, te wijten, dat het getal der voorschriften grooter is, dan men wel zoude verwacht hebben; wordende echter hierdoor derzelver waarde niet verminderd, dewijl, met uitzondering van eenige weinige, geene andere zijn opgegeven, dan dezulke, die zich door eene beproefde ondervinding als werkzaam hebben doen kennen. Door eene zeer nuttige onderscheiding, heeft de Schrijver voorts gemeend nog die middelen te moeten aantoonen, welke door mindere kostbaarheid en meerdere verkrijgbaarheid bij omtrent gelijke werkzaamheid de voorkeur verdienen. Zeer doelmatig en der behartiginge overwaardig is de korte, gedrongene en krachtige voorstelling der voornaamste regels, welke bij het toedienen van geneesmiddelen dienen opgevolgd te worden. Wij hadden wel gewenscht, dat, door een' meer ineengedrongen druk dezer voorschriften, de prijs lager, en dezelve dus nog meer verkrijgbaar waren voor het publiek. - Eenige uitslaande tafels, behelzende eene opgaaf der voornaamste middelen, met derzelver namen in eenige der meest gebruikelijke talen, als ook eene lijst der voornaamste ziekten, toevallen en gebreken, waaraan het paard onderhevig is, in de Nederduitsche, Fransche en Hoogduitsche taal, getuigen van den ijver en vlijt des Schrijvers, om zijn werk tot een der volledigste te maken.
Dank hebbe de Heer van der netten voor het opstellen dezer Handleiding, waardoor hij zich bij alle de genen, die op de beschaving, verbetering en uitbreiding van het veeärtsenijkundige vak prijs stellen, verdienstelijk maakt! Wij zien met verlangen een bij- | |
| |
voegsel te gemoet, hetwelk dit Handboek staat te volgen, en datgene zal verbeteren, wat op enkele plaatsen in het werk eenige wijziging zoude behoeven, en voorts het geheele werk met verdere nuttige waarnemingen vermeerderen, opdat dit nu reeds zoo belangrijke stuk nog in waarde rijze. De Heer van der netten vinde voorts, voor zijnen onvermoeiden arbeid, eene ruime belooning in den steeds toenemenden bloei der wetenschap, wier ijverige voorstander hij is, en tot welker uitbreiding hij mag gezegd worden in ruime mate het zijne toe te brengen! Moge zijn voorbeeld navolging vinden! |
|