1. Het vaderlandlievend Meisje, dat maar geenen Franschman dulden kan. Hare beste vriendin huwde echter zoodanig eenen tot hare grievende smart; en ook zij scheen daartoe door het noodlot bestemd, want een Franschman redt haar het leven, en op aandrang harer bloedverwanten en vrienden geeft zij eindelijk haar woord. Gelukkig echter loopt het zoo, dat zij op dezelfde wijze aan hem de schuld der dankbaarheid kan voldoon, toen de verachtelijke spion op den dood gevangen zat; en eindelijk komt het uit, dat niet hij, maar de vriend, dien haar hert gekozen had, haar redder was, met wien zij dan ook, tot onze hartelijke vreugd, gelukkig wordt. De ingenomenheid van het toch een weinig partijdige meisje beviel ons; en, met een weinig minder overdrevenheid, wenschen wij onze vaderlandsche meisjes haren anti-Franschgezinden, edelen geest.
2. Louise van Wellenthal is een uitmuntend verhaal. De waardige Gravin, de speelbal van haar ongelukkig noodlot in de liefde, verhest zich edel en groot in haren rampspoed, maakt anderen, en wordt eindelijk nog zelve in het huwelijk, gelukkig. Wij ontmoeten hier geene andere belangrijke, dan zeer waardige menschen. De lezing stemt het hart tot het goede en tot weldoen. Dan,
3. Adolf, of de verstooten Zoon, komt ons voor een doelloos verhaal te zijn. De brave en allezins voortreffelijke jongeling is de speelbal van onverdiend ongeluk, en zijn dood op het bed van eer was zijne éénige vergelding. De onwaarschijnlijkheden zetten wij allen ter zijde; maar wat vermaak of leering het geeft, zijne geschiedenis te lezen, vatten wij niet, ten zij alleen het volstrekt zeldzame van zoodanig geval behagen mogt.
4. Beter is de Dankbaarheid, die wij toch ook wel elders, met meer eigenlijk gezegde zelfverloochening verbonden, en alzoo nog edeler, geteekend vonden. Dan, de onderscheidene dankbaren hier zijn toch goede voorbeelden en goede menschen; wij verblijden ons in hun eindelijk lot.
Dit tweede deel is buiten twijfel de bezitters van het eerste welkom.