| |
Herman van Löbeneck, of Levensbekentenissen van eenen Man. III Deelen.
(Vervolg.)
Herman besluit nu, naar Italië te reizen; doch eerst wil hij beproeven, clementine tot echtscheiding te bewegen. Het onderhoud bij deze gelegenheid doet de verbittering tusschen beiden het hoogste toppunt bereiken; daar zelfs eene, johanna door bedreiging afgeperste, verklaring, van met eenen anderen getrouwd te zijn, niet alleen haar doel niet bereikt, maar hem, zich ook door haar bedrogen wanende, met de diepste verachting, en het opgeven van alle aanspraak op geluk, vervult. De echtscheiding komt niet tot stand. Clementine dreigt, hem te zullen vervolgen.
Te Weenen vindt herman johanna, als kindermeisje bij eene Gravin; doch zij, door eenen eed gebonden, ontvlugt hem. Nu ontdekt hij het aan hem gepleegde bedrog, en reist, eer hij de wijde wereld ingaat, nog eens naar Zwitserland, ter nasporinge. Maar alle mogelijkheid daartoe was afgesneden. Op zijne reis naar Rome heeft clementine eenen spion onder zijne bedienden; maar ook antonia heeft zich, verkleed, in zijnen dienst gedrongen, te zijner bescherming. Te gelijk met herman is ook clementine te Rome, op wie Lord siddleton, zonder haar te kennen, smoorlijk verliefd geraakt; terwijl zij hem voldoening belooft, mits hij herman vermoorde. Deze en siddleton ontmoeten elkander, en zoo wordt dit voornemen verijdeld. Ook oratio vinden zij te Rome weder en vertrekken met elkander van daar, zonder dat het clementine gelukt was, herman te doen vermoorden. Op een landgoed onderweg vindt oratio zijne vrouw en kinderen, en siddleton zijne, in zekeren zin door zijne schuld, gevallene en door hem verlatene zuster weder. Doch, eer zij daar komen, wordt antonia door clementine's werktuig, maar die herman had meenen te treffen, gewond, en sterft op dat landgoed. Allen met elkander gaan
| |
| |
naar Engeland op reis. Terwijl zij daar zijn, is clementine gestorven, die aan herman deszelfs kinderen, die zij zoo lang heeft bij zich gehad, met eenen, bij 't gevoel van haar naderend einde geschrevenen, merkwaardigen brief, dien wij gaarne mededeelden, indien de ruimte het gedoogde, terugzendt.
Siddleton en bella, zijne zuster, benevens herman en zijne kinderen, reizen naar Duitschland. Door een valsch berigt aangaande johanna's dood misleid, wordt het huwelijk tusschen bella en herman vastgesteld. Doch op de terugreis naar Engeland wordt johanna zeer toevallig in Hamburg gevonden - terwijl men bezig is, haar, in schijn gestorven, te begraven. De raadsels lossen zich op, en herman smaakt met gade en kroost, met vader weber en andere verwanten, die in johanna's geschiedenis zijn betrokken geweest, op zijn ouderlijk slot het geluk des levens, na langen strijd.
Dit is het algemeen, het zeer algemeen beloop der belangrijke geschiedenis, van welke wij gaarne eenig karakteristiek staal wilden leveren, en b.v. clementine of johanna's oudoom, siddleton of oratio, altemaal diepe karakters, laten spreken; maar de ruimte verbiedt het ons, en wij weten niet, wat te kiezen.
Het belangrijke van dezen Roman neemt niet weg, dat dezelve, als kunststuk beschouwd, zijden heeft, waarop aanmerking valt. Deze gebreken zullen het aangenaam onderhoud, dat de lezing verschaft, geenszins storen: maar, aan den anderen kant, juist omdat wij hier geen alledaagsch werk voor ons hebben, zijn wij zoo veel te meer verpligt, dezelve aan te wijzen.
Wilde men in 't algemeen zeggen: de karakters zijn overdreven daartoe zoude men, misschien, weinig regt hebben: want welke wet bepaalt den Romandichter, om nooit buiten de grenzen der gewone menschheid te gaan? Integendeel zijn wij van oordeel, dat het weinig overeenkomstig wezen zoude met het beroep des Dichters, om, met verzaking van zijne poëtische vrijheid, nimmer iets te leveren, dat buiten de dagelijksche ervaring ging. Daarenboven: wat is overdrijving in de karakters? waar is de grenslijn getrokken, boven of beneden welke geen karakter zich verheffen kunne, of ooit verheven hebbe? Zoo mag dan de hevige en zich
| |
| |
louterende liefde van antonia, die haar beweegt, als bediende verkleed, herman te zijner bescherming naar Italië te volgen, allezins in het dagelijksche leven niet vertoond worden; gelijk de Dichter het karakter van deze antonia, straks na herman's harde behandeling, eenen keer laat nemen, die door het later verhaal harer geschiedenis licht en houding verkrijgt, is dit haar gedrag, op het tooneel van dezen Roman ten minste, zeer consequent. Is ook al de uitvoering, wat de mogelijkheid aangaat, onwaarschijnlijk; wij lezen eenen Roman, en zijn in eene dichterlijke wereld. Daarentegen willen wij wel bekennen, dat een karrikatuur-karakter gelijk mustelli, voor de waardigheid van dezen Roman, te lang is volgehouden; schoon de grondtrekken van den geleerden pedant wel juist geteekend zijn.
Onze meeste bedenkingen hebben wij tegen het karakter van den hoofdpersoon herman, die ons (misschien mogen wij dit als een bewijs voor de regtmatigheid onzer oordeelvelling opgeven) bij de lezing minder medelijden, dan verachting en haat inboezemde. Een goed, gevoelig, landelijk-eenvoudig jongeling, vervuld met eene idée van menschelijke deugd, die hij uit eigene krachten maar zoo gemakkelijk meent te bereiken, verandert straks in eenen zwakken wreedaard, die zich door ieder gesprek laat leiden en op tegenovergestelde gedachten brengen, maar blind, koppig, doof alleen dáár is, waar de deugd hare eigen zaak voor hem bepleit, en hem van hare onderdrukking poogt terug te houden. Eene rampzalige vastheid in het booze, die het hem mogelijk maakt eenen engel te willen ten val brengen, en hem in staat stelt, de treffende tooneelen, die zijne huwelijksvereeniging met haar als tweede vrouw voorafgaan en verzellen, uit te houden, is eenigzins onnatuurlijk in hem, die nog geen booswicht, en het, in den strengsten zin, ook nooit geworden is. Terwijl hij met johanna in Zwitserland in den schoot der ruste en des genoegens leeft, (uitgezonderd zijne luimen, die uit zijn kwaad geweten opwelden) kunnen vreemdelingen hem met verdenking tegen johanna's deugd vervullen; en alléén de stem dezer edele, eenigste vlekkelooze, en door hem ongelukkige, hare betuigingen, hare bewijzen, hare smeekingen, hare brieven, deze alléén vermogen niets op hem. Ware antonia, toen zij hem naderhand op Löbeneck bezocht, niet wijzer geweest dan hij, hij zoude waarlijk weder
| |
| |
met haar getrokken, en, dit ligt in zijne natuur, zijne oude gemeenschap met haar hebben voortgezet. Een weekhartig jongeling, gelijk herman toch inderdaad was, moest in de onzekerheid, waar johanna en zijne kinderen waren, geen oogenblik rust hebben kunnen vinden. (De verstrooijing in 't gezelschap zijner jagt- en drinkebroers laten wij, als bedwelming, daar.) Maar hij kan vrij vergenoegd zijn togtje naar Rome, en naderhand met siddleton enz. naar Engeland, doen, wel gevoel voor johanna soms laten blijken, maar toch op het graf, 't geen hij meende het hare te zijn, zijnen kinderen eene nieuwe moeder - in bella namelijk - beloven. En toen hij naderhand johanna als uit het graf terug ontvangt - ja, zoowaar! het is goed, maar men zoude haast zeggen meer niet. - Clementine is gevallen, dat is waar; maar zij is de vrouw niet, die zulk eene hardnekkige verwerping van eenen herman verdiende, en zij overwint zichzelve te veel, ook in vernedering voor hem, dan dat hij, die zelf zoo veel op zijn geweten had, regt konde hebben, zoo trotschelijk tegen haar vol te houden. De Schrijver heeft wel overal voor zamenhang en voegzame overgangen gezorgd: desniettemin blijft het waar, dat hij ons een karakter heeft geschetst, hetgeen, bij deszelfs gevoeligheid, wispelturigheid en zwakheid, alleen in de verkeerdheden vastheid bewijst. Beklagen wij herman ook al, wanneer wij hem zien lijden, straks geeft hij weder aanleiding tot onwillekeurigen wederzin, ja verachting; en wij gunnen hem naauwelijks in het einde zijn waarlijk onverdiend geluk.
Oratio komt eigenlijk te zeer voor als egoïst. Toen hij zich bedrogen waande, was er in de geheele wereld niets, dat goed of groot was. Zoodra hij zijne vrouw weder heeft, laat hij ook dat denkbeeld varen.
Clementine handelt eenigzins onbestaanbaar daarin, dat zij herman door eene, johanna afgeperste, verklaring zoekt te bedriegen. Hare latere wraakzucht kunnen wij overeenkomstig vinden met haar karakter; maar die lage streek is beneden hetzelve.
De episode in het eerste deel, betrekkelijk de Club der Genies, is desgelijks, wel bezien, beneden de waardigheid van dezen Roman.
Wanneer ook al de verleiding der zinnelijkheid wat te bekoorlijk en te levendig zij afgebeeld, zulks wordt opgewo- | |
| |
gen door de voorstelling der gevolgen. Men kan in 't algemeen in dezen Roman zien, hoe weinig menschelijke deugd, zonder stellige reinheid des gemoeds, en zonder Godsdienst, beteekene.
Aan de vertaling is, naar ons inzien, de uiterste vlijt besteed, en zij is wél gelukt. Het moeijelijke der overbrenging van zulk een werk gevoelen wij, en verblijden ons te meer, dat noch het karakteristieke en krachtige, noch de geest van onze taal daarbij geleden hebben. - Jammer, dat hier en daar storende drukfouten zijn ingeslopen. - Een schoon vignet is voor het eerste deel geplaatst.
Voorts zal men hier oneindig meer belangrijke tooneelen en gezegden vinden, dan wij ook slechts aanstippen konden. Den Lezer verzekeren wij van veel genot, en hem vooral, die in de karakters dringt, waartoe de weg hier doorgaans gebaand is. Wil hij zich aan dezelve spiegelen, - de Lezeresse inzonderheid de edele johanna ten voorbeelde nemen - en voorts het waarschuwende en leerrijke in dezen Roman niet over 't hoofd zien, dan kan ook het zedelijk nut van deszelfs lezing zeer groot zijn. |
|