| |
Verhandelingen, uitgegeven door Teyler's Tweede Genootschap. XIXde Stuk; bevattende twee Antwoorden op de Vraag, betreffende de Levenswijze en Gewoomen onzer Voorvaderen, hier te lande, van de vroegste tijden af, tot aan het einde der XVIde Eeuw. Te Haarlem, bij J.J. Beets. In gr. 4to. 240 Bl. f 3-:-:
Met genoegen, alhoewel spade, kondigen wij dezen belangrijken vaderlandschen letterarbeid aan in ons Maandwerk. Geheel onbedoeld namelijk, door onledig te zijn met den verbazenden toevloed van stukken, betrekkelijk de groote gebeurtenissen des tijds, waarin Nederland zijne rol had en eene gezegende verlossing ondervond, zijn wij ten achteren geraakt met onze vermelding der uitgegeven stukken van teyler's Tweede Genootschap. Zoo toefde voorwaar te lang dit XIXde Deel op onze steeds overladen tafel; en zien wij ons zelfs verpligt, een vorig Stuk, van hooge waarde voor den Natuuronderzoeker, onaangeroerd te laten. Ondanks onszelven, vermogen wij, na het verzuim eener tijdige en welverdiende hulde aan den Jenaschen Hoogleeraar d.g. kieser, wegens deszelfs met goud en eere bekroonden arbeid over het werktuigelijk zamenstel der Planten, geene plaatse in te ruimen voor een behoorlijk verslag. Trouwens van rondomme, in ons vaderland en van elders, klonk ons alreede derwijze de luide goedkeuring toe dezer keurige Verhandeling, in het Fransch geschreven en onvertaald, doch met uitnemende Platen tot eer der Nederlandsche drukpers uitgegeven, dat wij het thans best keuren, met eenen onwillekeurigen blos, aan dezelve haren rang en stand te geven in ons boekvertrek. Zulks evenwel kunnen wij niet van
| |
| |
ons verkrijgen te doen met dit latere of XIXde Stuk des Genootschaps, geschreven door vaderlandsche Mannen, en welks inhoud, de levenswijze, gewoonten en zeden behelzende onzer Voorouderen, tot het einde der 16de eeuw, de volledigste aanspraak heeft op onze, hoezeer late, vermelding.
Wij treffen over dat onderwerp een tweetal Verhandelingen hier aan. De eerste, die van den Eerw. j.a. streso, Leeraar der Hervormden te Kampen, droeg des Genootschaps aanzienlijken Eerepenning weg. De andere, die van den Heer jac. van manen, Vrederegter te Rhenen enz., werd als een Accessit gedrukt. Wij billijken gaarne die toewijzing en rangschikking van Beoordeelaren; alhoewel ons bevreemdt, van eenen zilveren penning geene melding te vinden, welken wij nogtans, ware de beslissing aan ons verbleven, aan den verdienstelijken arbeid diens Vrederegters niet zouden ontzegd hebben uit de schatkist van teyler. Veilig mogen wij zeggen, dat, onder alle de stoffen, door gezegd Genootschap vroeger of later ter beantwoording uitgeschreven, geene andere zoo belangrijk was voor den weetgierigen en het land zijner geboorte hoogschattenden Nederlander, als deze, die, ‘uit de geschiedenis en andere overblijfselen, eene beknopte opgave verlangde van de levenswijze en de gewoonten onzer Voorvaderen, hier te lande, van de vroegste tijden af, tot aan het einde der 16de eeuw; en wel bijzonderlijk van de trapswijze verbeteringen hunner woningen, kleeding, voedsel, en van hetgene verder ter vermeerdering van de gerijfelijkheden en der genoegens van het leven verstrekken kan.’ Met alle reden, intusschen, roept de Eerw. streso, den rijkdom en wijden omvang des onderwerps nadenkende, uit: ‘Welk een onafzienbaar veld opent zich voor mijne verbeelding!’ Niemand verge ons derhalve, dat wij hem, of zijnen mededinger, stipt vergezellen, en op het spoor ondernemen te volgen. Zulk eene menigte ondheidkundige, wijsgeerige en opmerkenswaardige kun- | |
| |
digheden is hier in den arbeid dier Mannen verspreid, vergaderd uit dat ruime tijdvak van eeuwen, en in vergelijking gebragt, dat
wij, ons toeleggende om hunne beknopte opgaven te bekorten, niet missen zouden duister te worden voor onze Lezers, of hun werk te misvormen en te verminken. Liever, derhalve, dan dit bijkans onafzienbare veld met snellen gang te willen doorloopen, en op dien overvloed van voorwerpen ter vlugt een' lossen blik te slaan, noodigen wij onze Landgenooten uit, om zich te vergasten bij den voorraad, door de Heeren streso en van manen verzameld, en in eene welgeregelde orde ter beschouwing gerangschikt. Onze beoordeeling bepale zich des tot eene vergelijking en algemeenen toets der waarde van hunne voor ons liggende Verhandelingen.
Daar van hen inzonderheid geëischt werd, gedurende het tijdvak veler eeuwen den trapswijzen voortgang der beschaving hier te lande in meer dan éénen zin aan te toonen, was het van groot belang, eene gepaste verdeeling dezer wijduitgebreide en rijke stof te ontwerpen of uit te vinden, ter beverdering van eenen geregelden afloop en beschouwing des geheels. Daarin nu is streso, onzes inziens, gelukkig, en beter geslaagd dan zijn Mededinger. Hij stelt zich voor, de levenswijze onzer Voorvaderen na te sporen, I. gedurende der Romeinen verblijf hier te lande, en dus tot in het voorst der 5de eeuw; II. sedert het verlaten dezer streken door de Romeinen, tot aan den tijd der Kruistogten in het laatst der 11de eeuw; III. van dien tijd af, tot aan de uitbreiding der wetenschappen door de uitgevondene Drukkunst in het voorst der 15de eeuw; IV. vandaar tot aan het einde der 16de eeuw. Eveneens als de Eerw. streso, dan toch in niet meer dan drie tijdperken, heeft de Heer van manen zijne Verhandeling gesplitst, en beiden eindigen zij het tweede tijdperk tegen den tijd der Kruistogten. Maar, zoo wij het eene zaak van minder aanbelang keuren, dat deze, bij het weinige licht, dat wegens de zeden der Middeleeu- | |
| |
wen te ontdekken valt, zijn eerste tijdperk over der ouden leefwijze hier te lande tot karel den grooten uitbreidde, geenszins gevalt het ons, dat hij zijn derde tijdvak niet verdeeld hebbe gelijk streso. Niet, dat wij loochenen, dat de uitvinding der Drukkunst een gevolg was van de zucht tot navorsching en voortgaande beschaving, uit de Kruistogten ontstaan. Die ontdekking, evenwel, was van zoo onmiddellijken invloed op wetenschappen en zeden, dat dezelve allezins verdient afzonderlijk gedacht en nagespoord te worden. Ook rust de Lezer niet
ongaarne aldaar, tegen de nadering der latere gebeurtenissen, de Hervorming, en Nederlands verlossing van den Spaanschen dwang, op den anders vermoeijenden weg van omtrent vijfhonderd jaren, welken de Heer van manen, zonder te verpoozen, wil hebben afgelegd. Aan den anderen kant, en terwijl beide deze Schrijvers eigenaardig veel gemeens hebben, daar zij uit dezelfde of eenerlei bronnen, wegens Geschiedenis en vaderlandsche Oudheidkunde, moesten putten, valt echter in het oog, dat van manen ruim zoo uitvoerig is als streso, en inzonder heid nopens Gelderland en naastgelegen Provinciën de meeste en naauwkeurige narigten mededeelt; hoezeer anders streso doorgaans rijker is en meer stipt in aanhalingen van oudere en latere boeken. - Ziet daar het voorname verschil van bewerking in deze twee belangrijke Verhandelingen, genoeg uiteenloopende om der Lezeren aandacht te boeijen. Want, schoon ook wij, met teyler's Beoordeelaren, aan de eerste, om aangevoerde redenen, den prijs zouden toewijzen, blijft toch de laatste, die hare eigene verdiensten heeft, in onze oogen meer waarde behouden, dan die des druks alleen; en behelst zij, aan het einde, een zakelijk en beknopt overzigt van den staat der levenswijze, beschaving en zeden onzer Voorvaderen, in de verschillende tijdperken. - Onder het doorlezen nogtans van dezelve stieten wij, herhaalde reizen, op de misplaat- | |
| |
sing van den tweeklank ei, waar de verdubbelde ij vereischt werd.
Ten slotte prijzen wij onzen Lezeren den arbeid der beide bekwame vaderlandsche Schrijvers met hartelijke goedkeuring aan. |
|