nu maar de vraag zijn, hoe dit boekje zijne lezers vindt; en wel de zoodanigen, als het bijzonder behoeven. Maar wij kennen toch nog menig huisgezin, en menige aanzienlijke vrouw vooral, waar gemoedelijke godsvrucht nog in hooge achting is, en die uit dit onderrigt herinneringen en aandrang opzamelen kunnen, welke, bij de wijze behartiging, die wij de zoodanigen toevertrouwen, het goede opwekken en versterken moeten in de onderscheidene betrekkingen en bij het aankomend geslacht. De Leeraar van den Godsdienst make dit boekje dan bekend; hij bevele het de huisgezinnen en zijne kweekelingen aan, en voor zichzelven vindt hij er menigen vruchtbaren wenk in, die hij op den leerstoel, maar vooral in den omgang, kan behartigen; terwijl er aangaande den pligt en het hoe des gebeds wel weinig is, dat hier voor het minst niet wordt aangeroerd, en de verstandige, al mogt hij hier en daar nog iets anders verlangen of opvatten, overal tot nadenken aanleiding krijgt, en zich den kundigen en braven van eyk dank verschuldigd voelt. Eigenlijk is het boekje geheel voor eene stichtelijke en onderrigtende volkslectuur bestemd, en de toon is eenvoudig, verstandig en hartelijk. Behalve de inleiding, bevat het werkje 8 hoofdstukken: 1) over het regt begrip, dat wij van het bidden moeten hebben; 2) over de noodzakelijkheid van het bidden; 3) over de nuttigheid van, en 4) de wijze, hoe men bidden moet; 5) over de voorwerpen, en 6) over den tijd en de plaats van het bidden; 7) eenige bijzonderheden, tot het onderwerp betrekkelijk; en 8) over eenige gebreken, en middelen ter verbetering. - Hij, die belang in het onderwerp stelt, of leeren wil daarin belang te stellen, en bij wien ons gevoelen iets afdoet, neme dit boekje in handen.