opdoet, jubelt alles luide in hare ziel. Elke gedachte, ieder beeld van hare verbeelding is een kind der vreugde; elke gewaarwording wordt een lied, elke beweging een vrolijke dans; zij kan echter ook stil en tevens opgeruimd zijn, maar niet lang.
Zij heeft nog niet veel anders gedaan, dan hetgene haar inviel en wat zij gaarne deed, en dit was zelden berispelijk. Zich eerst lang te bedenken, eer men iets doet, de daad naauwkeurig naar regels af te meten, en te bedenken, wat er wel uit zou kunnen voortkomen, dat noemt zij grillen en kuren te hebben. Oude wijze lieden schudden wel eens het hoofd over hetgene, dat zij doet, en krijten het voor kinderachtig uit; maar gulle menschen zien het gaarne, en houden daarom veel van haar, en zij bekommert zich weinig, wat de ouderwetsche vrouwtjes zeggen. Zij houdt niet van ernst, niet omdat zij deszelfs beoordeeling en berisping schuwt, maar omdat zij geene donkere gezigten dulden kan. Op haar gelaat schittert altijd de glans der vreugde, en waar zij komt, brengt zij dezelve met zich; daar openen zich alle harten, en alle oogen staan helder. Men moet niet van haar eischen, dat zij zich de menschelijke ellende sterk zal aantrekken; intusschen helpt zij, waar zij kan. Nog is alles niet ontwaakt, wat in haar gemoed ligt; nog zijn haar de ondervindingen onbekend, welke het menschelijke hart diep kunnen kwetsen. Mogt ook dán, wanneer alles eens in het volle leven staat, de vreugde en vrolijkheid niet van haar wijken! Zij zal haar binnenste ligt voor de liefde openen, omdat zij daarin eenen hemel meent te zien; hierom zal zij ligt door dezelve bedrogen en van haren vrede beroofd worden.’
‘Welke zijn echter de middelen, waardoor men maken kan, dat de vrouwelijke ligtzinnigheid onschuldig blijve, en dat zij de gevaren, die haar bedreigen, ontwijke? Alleen door aan te kweeken, hetgene de natuur zelve daartegen bestemd en aangeboden heeft, door deugd, godsdienst en liefde,’ enz.
De man en de jongeling mogen door alle deze schetsen leeren het vrouwelijk goede opmerken, waarderen, uitlokken en leiden: de vrouw en het meisje zullen door dezelve opmerkzaamheid op en echte waardering van haarzelve opdoen, en zich krachtig voelen opgewekt tot verbetering en veredeling. Beiden zijn den Schrijver en Vertaler dank schuldig.