| |
| |
| |
Boekbeschouwing.
Leerredenen, ter viering van het derde Eeuwfeest der Hervorming, gehouden te Amsterdam, op den 2 November 1817. Door J. Teissedre l'Ange, P. Chevallier, G.H. Lagers, SL. Muller, J. van Geuns, N. Swart, en M. Stuart, Predikanten bij de onderscheidene Protestantsche Kerkgenootschappen. Te Amsterdam, bij J. ten Brink, Gsz. 1817. In gr. 8vo. XII. 317 Bl. f 3-:-:
Uit de volheid van ons hart wenschen wij ons vaderland geluk met dit eenvoudig, maar waarachtig schoon gedenkteeken van kanselwelsprekendheid, waarheidmin en broederliefde. Het zij zoo, dat drie eeuwen na het tijdstip der Hervorming werden gesleten in woeling, die niet strookte met haren geest: met nederige aanbidding der Goddelijke wijsheid, zien wij thans vereeniging, uit vroegere verwijdering geboren, als 't gewrocht van onderzoek en ondervinding, des te vaster staan. Aan tijdgenoot en nageslacht verkondigt dit gedenkteeken, wat er op 't eind van de derde eeuw na de Hervorming in ons vaderland bij alle Protestantsche genootschappen gewonnen is aan godsdienstigen smaak, aan kennis van den geest des Bijbels, aan volmaking van de voordragt op den kansel, aan liefde voor de waarheid, en aan onderlinge toenadering. Het spreekt tot alle Christenen, zonder eenig onderscheid. Ieder Protestant hoort er zijnen leeraar in, die, op zich zelven en in vereeniging met zijne medebroederen uit andere kerkgenootschappen, hem roept en vermaant tot het genot van de vruchten der Hervorming: van vrijheid, van eenheid en liefde met en jegens allen. Geen Katholiek wordt er in geergerd; integendeel, met liefde wordt zijner kerke ge- | |
| |
dacht, en de niet geheel bevooroordeelde vindt hier veel aanleiding tot dieper doordenken.
Om dezen bundel regt te waarderen, is 't noodig, dat men alle daarin begrepene leerredenen te zamen beschouwe als één geheel. Onwillekeurig drong zich aan Rec. de vergelijking van denzelven met eene toonkunstige harmonie op, waarin de onderscheidene partijen uitgaan van één thema, voorts elke partij haren bijzonderen gang neemt, en alle ten laatste in éénen toon sluiten. Hier, immers, is slechts één thema: de Hervorming. Dit geeft eenheid bij de verscheidenheid der bewerking, waarin elk zijnen gang gaat, terwijl allen toch in lof en vermaning eindigen. Wat dus één doet, dat doen allen; maar elk op zijne wijze, de een meer hechtende op dit, de ander op iets anders. Zij ontmoeten, zij verzellen, zij ondersteunen, zij vullen elkander aan. De een is van den anderen onderscheiden in stijl; maar elk voortreffelijk in zijne soort, en, in de tegenwoordige betrekking tot het geheel, juist, wat hij wezen moet. Behalve, dus, dat deze mannen hier niet zijn opgetreden om pligtplegingen te ontvangen over hunnen arbeid, die zich zelven prijst, en slechts eene bijdrage ten betooge van welbekende bekwaamheid is - behalve dat Rec. zich wel zal wachten de bescheidenheid van dezen te honen, door hem te verheffen boven genen, hetgeen toch slechts bijzaken raken konde - zoo houdt hij het daarvoor, dat zijne taak, ten aanzien van dezen bundel, niet bestaat in 't beoordeelen der preken als preken, maar in aanwijzing van den gang, door elk genomen tot bevordering van het groote doel, en van de zamenstemming des geheels.
Orde en inhoud der feestredevoeringen zijn als volgt: De Heer l'ange stelt de voornaamste bijzonderheden der Hervorming voor, naar Hand. V:38b en 39a, de verbastering der Christenkerk schetsende als het werk van menschen, en als zoodanig opgeheven; maar de Hervorming als het werk van God, 't welk niet vernietigd worden kan. - Onder de petra de persoon van Pe- | |
| |
trus verstaan wordende, strookt dit, naar ons gevoel, meer met den zamennang, en met de verdiensten van Petrus in de grondlegging der Christenkerk (zie Hand. II, X en XV), en geeft ook minder aanleiding aan partij, ter beschuldiging van gezochte verklaring, dan wanneer wij, met den Heer l'ange, haar betrekkelijk stellen op Petrus belijdenis alléén. En bij onze opvatting wint de voorstander des Pauselijken stelsels toch niets. - Beslister, dan de geschiedenis dit doet, houdt l'ange thomas a kempis voor den schrijver van het werk: over de navolging van Christus, en maakt hij van tanchelijn loffelijke melding. De leelijke drukfout, bl. 11, oeconomische Bisschop, voor oecumenische, behoorde deze preek niet te ontsieren.
De Heer chevallier, die, gelijk zijn ambtgenoot l'ange, ons eene eigene vertaling zijner leerrede levert, vermaant, naar Ps. II:11b, tot godsdienstige blijdschap en vreeze, ter oorzake van de Hervorming. Voor reden tot blijdschap geeft hij op, dat de Hervorming geene nieuwe leer voordraagt; dat zij door geene slinksche wegen of met onreine bedoelingen is daargesteld; dat zij ontstaan is door 't eenvoudig Evangelie dat alle wetenschap door haar is geheiligd en gezuiverd; dat zij aan de gansche menschheid onuitsprekelijke diensten heeft bewezen; en dat dit alles in verband staat met de grondleer des Evangelies: verlossing door 't bloed van J.C. Tot godsdienstige vreeze raadt hij, uit hoofde dat er nog vijanden van 't bijbelsch geloof zijn, en omdat velen van vereeniging spreken, maar uit hoofde van onverschilligheid omtrent de onderscheidende kenmerken der Christelijke leer. - Achter deze preek volgen een paar historiéle bijvoegsels, waarvan het laatste, omtrent aanhalingen, wel mag behartigd worden.
Naar 1 Cor. X:10-15, betoogt de Heer lagers, dat de Hervorming Evangelische Christenen verpligt, zich van het herkregen regt, om, in zaken van den Godsdienst, hun eigen oordeel te gebruiken, wijsselijk
| |
| |
te bedienen. Uit hetgeen de Godsdienst van Jezus hieromtrent leert, uit den aard van die leer, en uit de behoefte van den belijder des Christendoms, wordt bewezen, dat er zulk een regt bestaat. Vóór de Hervorming mogten en konden de Christenen zich van dit regt niet bedienen; maar vrijheid en mogelijkheid daartoe zijn door haar hersteld. Herinnering aan God en aan de hervormers, zoo wel als aan de tijden, in welken wij thans leven, noodzaken de Christenen tot een wijs gebruik daarvan. Zij zijn er ook in staat toe, mits zij vlijtig en aandachtig den Bijbel lezen, gaarne het oordeel van anderen over den Godsdienst vernemen, maar dit naar hun best vermogen toetsen, bescheiden en broederlijk gezind zijn jegens andersdenkenden.
Dat de Kerkhervorming de Evangelische vrijheid waarlijk heeft hersteld, deze stelling betoogt de Heer muller naar Gal. V:1a, en vervolgens toont hij de verpligtingen aan, die daaruit voortvloeijen. Hij beschou wt dus de Hervorming van de zijde harer oorzaken, der grondregelen, waarop zij gebouwd is, en harer gevolgen. De verpligtingen zijn: dankbaarheid, aan den dag gelegd door ijverige medewerking tot handhaving der Evangelische vrijheid; zorgzaamheid tegen het misbruik dezer vrijheid; prijstelling op het kerkgenootschap, waarvan men lid is, behoudens, echter, den geest der liefde; de bevestiging, eindelijk, van de beginselen onzes geloofs, door ons leven.
Gal. V:13. is de tekst van den Heer van geuns, en het thema: Wij Christenen zijn tot vrijheid geroepen. Dit is geschied door Jezus en zijne Apostelen; door eenigen van de beroemdste kerkleeraren van lateren tijd; door de hervormers; door onze eigene belijdenissen. De onderscheidene deelen dezer leerrede worden gestaafd door belangrijke aanhalingen uit den Bijbel, de Kerkvaders, enz. in aanmerkelijken getale. Het tweede hoofddeel der leerrede loopt over het misbruik der vrijheid, en het dienen van elkander in liefde.
Uit hoofde der toepasselijkheid op het Hervormings- | |
| |
feest, heeft de Heer swart Jo. X:22., echter slechts als motto, gekozen, en beschouwt de Hervorming als eene zegepraal van licht en waarheid; als het werk van God zelven; als verbreking van de kluisters van den menschelijken geest, en als den grondslag voor eene betere toekomst.
De Heer stuart, eindelijk, stelt aan het hoofd zijner feestrede Jo. VIII:31, 32, en ontwikkelt daaruit de volgende idéën: Vooroordeel en onwil stonden den Heiland bij zijne prediking in den weg; maar hij geeft zijne beloften op voorwaarde, dat zijn woord gehouden worde. Daarvoor ijveren ook zijne Apostelen; en afwijking van dat woord was de eerste verbastering. Deze bereikte den hoogsten trap, toen uitwendige vervolging zich met haar paarde. Echter werd de kerk van Christus niet overweldigd. Luther stond op. Maar de zege kostede langen strijd en vele slagtoffers. - Het derde Eeuwfeest der Hervorming is de feestdag des lichts. ‘Als had,’ heet het hier onder anderen, ‘luther met eene stemme Gods den donder gescholden, zoodat de zwarte wolken wegstoven en het glansrijk zonlicht uit eenen helderen hemel schitterde; zoo brak het licht door de duisternis, toen het woord Gods, als een tweesnijdend zwaard, in elks eigene hand flikkerde.’ Het derde Eeuwfeest ziet dat licht zelf in eigen zuiveren glans. Dit feest is de feestdag des vredes en der liefde.
Afgesproken of toevallig, genoeg, de orde, waarin deze leerredenen elkander opvolgen, is gelijk zij behoort. L'ange heft het thema aan, en werkt het historisch uit. Chevallier wijzigt de aandoeningen. Lagers, muller en van geuns stellen het groote resultaat der Hervorming voor: vrijheid; lagers doet dit hoofdzakelijk door redenering en gevolgtrekking, - muller door indringende kracht eener ongekunstelde, rein uit het godsdienstig hart opwellende, welsprekendheid, - van geuns door aanhaling van getuigen. Zoo helpen deze drie elkander,
| |
| |
en maken wederom één geheel op zich zelve uit. Bij swart en stuart is de verhevener juichtoon des lofs de heerschende. Zoo wordt deze bundel aangevangen en besloten naar den eisch der zake, en vormt een rond geheel.
Bij allen is dus, om 't zoo uit te drukken, geest op geschiedenis overgehaald, aanwijzing van den zegen der Hervorming, gepaard met opwekking, wijziging en vermaning. Dit is het ééne groote, algemeene. Bij allen heerscht liefde. Zelfs wanneer van de misbruiken in de Protestantsche kerk wordt melding gemaakt; wanneer swart en stuart herinneringen moeten opwekken, voor hen inzonderheid smartelijk; wanneer de laatste van de heillooze scheuring eener gemeente in onze hoofdstad gewaagt, - het geschiedt naar waarheid, maar kort, zonder hatelijkheid en vergoelijkend, met lofspraak van den beteren geest- des tegenwoordigen tijds.
Behalve door de algemeene strekking dezer leerredenen, wordt onze aandacht nog in deze en gene door bijzonder belangrijke punten, en de wijze van voorstelling derzelven, aangetrokken. Hier treffen ons korte, zakelijke beschrijvingen, b.v. bij lagers van de meeste geloofsbeheerschers, bij welken hij zegt, dat gevonden wordt ‘veel kunst, maar luttel wijsheid, veel geleerdheid, maar weinig echte godsdienst, veel verwaandheid, maar luttel bescheidenheid,’ en sprekende beelden. Daar worden wij bekend gemaakt met of herinnerd aan bijzonderheden, rakende de geschiedenis van 't een of ander kerkgenootschap, b.v. bij muller en van geuns met die, welke betrekking hebben op het Doopsgezinde, van welks geschiedenis de laatste eene schets uit ypey's beknopte Geschiedenis der Hervorming in de Christenkerk mededeelt. Swart en stuart verbood de liefde, om veel aangaande de geschiedenis van het hunne te zeggen. Door dezen leeraar worden wij onderhoudend bepaald bij de geschiedenis, door genen in krachtige redenering vastgehou- | |
| |
den; hier worden wij gemoedelijk aangesproken, daar verrukt en omhoog gevoerd. Soms ontdekken wij ook eene bijzondere bijkomende nuttige zijde aan eene leerrede; b.v. die van van geuns, dacht Rec., konde, wegens de daarin voorkomende aanhalingen uit Kerkvaders, met goed gevolg door Roomschen worden gelezen. Ook vonden wij wel in de eene leerrede iets, waardoor wij eener andere meerder volmaking konden geven. Wanneer wij b.v. de aanhalingen, die lagers uit luther's schriften bijbrengt, ook in de derde afdeeling van de preek van van geuns plaatsen, en den brok uit de voorrede voor de Formula Concordiae, een symbolisch boek der Luthersche kerk, bij den eersten te vinden, benevens de plaats uit de Belijdenis der
Gereformeerde kerk in Nederland, bij van geuns, in de vierde afdeeling van de preek van dezen stellen, dan krijgen wij daardoor een schoon geheel. Terwijl chevallier, de gronden voor noodzakelijke omzigtigheid opgevende, ons niet zegt, waar de gehechtheid aan onze bijzondere huishouding gevoegelijk kan eindigen, vinden wij dit bij muller, vermanende tot belangstelling in ons bijzonder kerkgenootschap, zoo lang de onderscheidene kerkgenootschappen nog blijven bestaan; en wij vinden die vermaning en dit bijvoegsel zeer ter zake dienstig in dezen tijd; want niet een iegelijk, die ons nadert, heeft daarom plan te belijden, dat ook hij iets in zijn kerkgeloof laat varen.
Meer dan eenige beschrijving van uitwendige plegtigheden, bij gelegenheid van het derde Eeuwfeest der Hervorming hebbende plaats gehad, noemen wij dit werk een monument, harer waardig; want het bewijst, wat in de harten omging. Moge dan dit heilig zevental lichten schijnen in elke woning, waar men belang stelt in waarheid en in liefde! Het leert de Hervorming volkomen kennen en gebruiken, en zet haar dus voort. Op eene aangename wijze zal men door de herhaalde lezing dezes bundels, die zoo klassiek als eenig in zijne soort is, met de geschiedenis der Hervorming vertrouwd
| |
| |
en met hare beginselen doortrokken worden. Deszelfs aanwezen alleen reeds zoude ons de algemeene, plegtige viering van dit derde Eeuwfeest doen zegenen.
Maar moet dan elke, ook de reinste, aardsche vreugd onvolkomen zijn? Ook die over den arbeid van dezen broederkring? Waarom vinden wij in dezen bundel niet ook eene feestrede uit de Nederduitsche Hervormde kerk! |
|