Zij zijn vier in getal. Zoo ook, in den aanvang, de sprekers, - een vader, moeder en twee kinderen; doch een leeraar, die vervolgens voornamelijk het woord voert, voegt zich bij hen, en nu is en blijft hun getal vijf. De toon der gesprekken is, gelijk behoorde, eenvoudig, en gaat niet boven het begrip van den gemeenen man. Alles wordt ook geleidelijk en bevattelijk voorgedragen. Hier en daar wordt misschien wel iets te veel, elders wat te weinig gezegd, en de schrijver zou zich waarschijnlijk, als hij voor eene andere soort van lezers geschreven had, over het een en ander wel met wat meerdere naauwkeurigheid uitgedrukt hebben: maar men ziet dit, in zulk slag van schriften, ligtelijk over het hoofd; hoewel het toch altijd beter is, dat men, ook daarin, die oplettendheid gebruikt, welke men, bij gewigtiger arbeid, aanwendt. Men wordt dan daaraan te beter gewoon, en is, in allen gevalle, meer beveiligd voor misslagen. - Het eerste gesprek loopt tot aan luther's opligting, en vervoering naar zijn zoogenoemd Pathmos: het tweede gaat tot aan zijnen dood. In het derde wordt de toedragt van zaken in Zwitserland en Nederland verhaald; en in het vierde worden de gevolgen en voordeelen der hervorming overwogen. Het spreekt van zelf, dat alles in het algemeene blijft, en men hier dus niets volledigs verwachten, noch berigten, wegens de groote gebeurtenis in alle landen, zoeken moet. - De levensschetsen zijn mede vier; als van luther, zwingli, melanchthon en kalvijn. Zij zijn (trouwens dat zijn ook de gesprekken, en het maakt geenszins den minsten lof van dit werkje uit) zeer gematigd en onzijdig geschreven. - De gezangen, ten getale van zeven, waarvan het derde
en zesde kinderliederen zijn, heeft men, volgens het voorberigt, aan den eerw. i.s. sannes, leeraar te Noorddijk, te danken, en werden tot kerkelijk gebruik bestemd, gelijk zij er waarschijnlijk ook toe gediend hebben. Als men, op bl. 84 en 85 van dit werkje, gelezen heeft, hetgeen de eerw. opsteller deswege aan zij-