zing, vraagden wij bij ons zelve, of het niet de beste aanbeveling voor werkjes van dezen aard zou wezen, wanneer ook volwassenen dezelve met vermaak lezen. Het is dan een bewijs, dat de voorstellingen voor het menschelijk hart berekend, en vrij zijn van die lafheid, die wel eens met eenvoudigheid wordt verwisseld. Is niet, b.v., ook voor den rijperen ouderdom treffend het navolgend voorstel van de uitmuntendheid van den mensch boven het redelooze dier: ‘Zie,’ zeide de vader tot zijn zoontje, bij de beschouwing van een zuigend lammetje, ‘toen gij geboren werdt, laagt gij in den schoot uwer moeder, en zuigdet aan hare borsten, even als dit lam, en gij sluimerdet eenige maanden lang. Maar nu staakt gij uw hoofd omhoog, zaagt van de borst opwaarts, en lachtet uwe moeder aan - daartoe is dit lammetje niet in staat. En na verloop van eenige maanden herkendet gij de moeder boven alle anderen, lachtet haar toe, en strektet de handjes naar haar uit - ook zulks vermag dit lammetje niet. En toen er weder eenige maanden verloopen waren, herkendet gij ook uwen vader, keerdet uw klein aangezigtje van de moeder af naar hem toe, en zeidet nu: vader! moeder! - daartoe is het lammetje niet in staat. Het gaat met zijn hoofd naar den grond gebogen; maar gij zijt in staat, om niet alleen uw aangezigt naar de aarde te rigten, maar het ook opwaarts naar den hemel te heffen, en de liefde groeit bij u aan. Zoo groeit ook de kennis aan. Weldra zult gij insgelijks het gelaat der natuur aanschouwen, zoo wel als dat van uwen vader en van uwe moeder.’
Hetgeen deze opstellen boven vele andere vooruit hebben, is, dat men dezelve best den kinderen zelve voorleest of verhaalt, en dat zij uitnemend geschikt zijn, om den raad van ewald daarbij te volgen, dat men, namelijk, den kinderen den zin of het oogmerk van het verhaal laat raden, er nu en dan eene andere uitkomst van verdicht, acht geeft, wat zij daarvan zeggen, en hun vrage, of de uitkomst wel zoodanig heeft kunnen zijn? Men moet ook, voegt hij er bij, de vertellingen niet met breedsprakige zedelessen doen verzeld gaan, maar de zedeles uit het verhaal zelve laten voortvloeijen, zonder verdere vermaning of waarschuwing; de toepassing aan hun zelve overlatende, die zij zeker beter maken, dan men hun dezelve voorprediken kan.
Het boekje is alzoo bijzonder, immers zoo de kinderen