| |
| |
| |
Boekbeschouwing.
Sleutel van de verborgenheid der laatste tijden, of de zegepraal des Christendoms over alle volken der aarde. Door H. Nüse. Te Rotterdam, gedrukt voor rekening van den Autheur, bij N. Cornel. Ao. 1817. na de Schepping 5998. In gr. 8vo. 390 Bl. Bij Inteekening f 3-:-:
Het afbeeldsel van dezen Sleutelmaker nüse toont ons den man, zoo als hij niet alleen voor zich, maar voor allen, die de waarheid en wetenschap zoeken, arbeidt; en het jaar 1824 zal beslissen, of men hem - een standbeeld oprigten moet! Op de Erasmus-markt dan, zouden wij moenen, zoo maar niet de schim van den grooten Rotterdammer zich beleedigd kon rekenen, den Schrijver in zijne nabijheid te zien, die zich, volgens eigen getuigenis, bl. 158, bij voorkeur bezig hield met het maken van aanteekeningen op zoodanige plaatsen der H. Schrift, die geene strekking hebben tot onderwijs in de waarheden des geloofs, noch tot aanvuring van het vertrouwen op God, noch tot voorschriften van ons zedelijk gedrag; waarvan dan echter de voorrede kan uitgezonderd worden, als waarin hij de echtheid van 1 jo. V:7. beweert en betoogt: zoodat wij waarlijk hier vonden, hetgeen wij nergens meer en nergens minder verwacht hadden, dan hier.
Het eerste deel dezes werks is minder uitlegkundig; alleen geeft de verklaring der H. Schrift, dat één dag bij den Heer is als duizend jaren, en duizend jaren als één dag, den zekeren waarborg voor des Schrijvers berekening! En die nu lust en tijd heeft, meer dan wij, tot zoodanige tijdreken- en sterrekundige nasporingen, kan zich door den Schrijver in het werk zelve laten onderrigten, hoe dit loopende jaar juist het 5998ste na de schepping der wereld is, en het ware en eigenlijke tijds- | |
| |
begin van alle dingen is geweest de 4de dag der maand Thisri, overeenkomende met onzen 22sten September, en wel op het midden van dien dag, dat is, des middags ten 12 ure; dat de geboortedag van onzen Heiland, de 25ste December, juist op zondag is ingevallen, en, waar de lezers dezes boeks wel het meest naar zullen benieuwd zijn, dat wij van den afloop des tijds en de voleinding der wereld nog verwijderd zijn eenen omvang van 1051 jaren; terwijl geen eerbiediger der H. Schrift zich behoeft te laten afschrikken door de verklaring van Jezus, dat van dien dag en die ure niemand weet, daar een jaar uit 365 dagen of 8760 uren bestaat, en men dus zeer wel het jaar, zonder daarom den dag of het uur, kan berekenen; noch ook daardoor, dat het den Discipelen niet toekwam, de tijden en de stonden te weten, die de Vader in zijne eigene magt gesteld heeft, daar de Apostelen, die het Evangelie moesten prediken, zoo veel ledigen tijd niet hadden, als de Heer nüse, tot bemoeijingen, die zoo veel arbeids, kunde en navorschens vereischen: en waarom zou ook de Heer nüse niet mogen weten, hetgeen den Apostelen niet toekwam te weten?
Maar meer voor alle man, en alzoo met meer gezetten ernst te lezen, is het tweede deel van dit werk; en dit te doen, is inderdaad zaak, indien wij niet de verontwaardiging willen op ons laden, die de Schrijver duidelijk toont te voelen voor zekeren Kerkleeraar, die den Heere nüse vermetel durfde vragen: Denkt gij, dat God bij de openbaringen, aan Joannes gegeven, om de Fransche omwenteling gedacht hebbe? Deze vraag heeft hem dan schrikkelijk geërgerd; hij komt er bij herhaling op, en geeft niet duister te kennen, dat deze vrager door eene valschgenaamde wijsgeerte is vervoerd, of uit de schriften van ‘den beruchten voltaire, dien befaamden Godverzaker,’ moet geput hebben. Dan, wij moeten het er op wagen, en hebben, gelijk nüse van de Apostelen vermoedt, inderdaad geenen tijd, en geenen lust ook, tot 's mans liefhebberijen, en in ons
| |
| |
oog grootendeels onvruchtbare onderzoekingen; alhoewel wij de Profetische schriften des O.V. en ook de Openbaring van Joannes, hoe duister dan ook in sommige opzigten, ongaarne uit onzen Bijbel zouden missen; en vergenoegen ons met eenige stalen op te geven der slotsommen van 's mans uitlegkundige oefening.
Napoleon heeft eenen arend met hangende vlerken in zijne wapens ten voorschijn gebragt, en is dus de arend, in het boek der Openbaringen, die door het midden des hemels, d.i. de Kerk, vloog. De sprinkhanen uit den put des afgronds zijn de Fransche Filozofen enz., en reeds in joël I en II is van dezen en van den val en ballingschap van napoleon geprofeteerd; zie vs. 20. Ik zal dien van het Noorden, namelijk napoleon, ver van u verdrijven; ik zal hem wegdrijven naar een woest en ongebaand land; zijn voorste, zijne eerste ballingschap naar Elba, naar de Oostzee, en zijn einde, zijne tweede ballingschap, naar de uiterste zee, waar hij zich nu bevindt op St. Helena.
Openb. IX:1. De star, die van den hemel op de aarde viel, is de Abt sieijes, die den 23 Julij 1789 de regten van den mensch, bestaande in vrijheid en gelijkheid, aan de Nationale vergadering overhandigde, d.i. den sleutel van den put des afgronds; en er kwam uit dien put een rook op, gelijk de rook van eenen grooten oven, die de zon, de leer van het Evangelie, verluisterde; en de sprinkhanen, uit dien put opgekomen, vs. 3, zijn de sekten des ongeloofs. Dit had ook reeds joël gezegd, en dit moet NB. de Joden overtuigen, dat het N. zoo wel als het O. Verbond Gods woord is.
De groote roode draak, openb. XII:3, 4, zijn de Jakobijnen, met hunne rooden mutsen. Die draak naakt, onder het zinnebeeld van zeven hoofden en tien hoornen, in den Raad der Vijfhonderden het Fransch Jakobijnsch bestuur uit, dat de vrouw in barensnood (de Kerk van Frankrijk) vervolgde, en XIII:4. zijn' troon en magt overgaf aan het beest, d.i. napoleon.
| |
| |
De doodelijke wonde, aan het Beest toegebragt, doelt op Spanje; maar door de geboorte van den zoogenoemden Koning van Rome werd die wonde genezen. Het getal 666 wijst napoleon aan; tel maar, Lezer! a is 1, b 2, c 3 enz. en lees dan: napoleon, Empereur des Français, Ré d'Italia, Protecteur de la Confederation du Rhin; dit merkteeken des Beestes droeg ieder aan het voorhoofd of in de regter hand, immers de schippers en reizigers, zee- en krijgslieden, op de gewone patenten, paspoorten en certificaten.
Wilt gij nog meer, Lezer? Habak. III moet men lezen met de LXX (want zoo lezen ook twee R. Cath. Misboeken): Heere! gij zult gekend worden in het midden van twee dieren, napoleon en het Fransch Gouvernement; en dit doelt op de gebeurtenissen bij den togt in Rusland. Soortgelijke duidelijke en gezonde verklaringen geeft nüse ook aan den Profeet micha, VII. en habak. III, nog eens en uitvoerig aan joël I en II. vergel. met amos I-IX; en is het gevangennemen van den Paus almede niet vergeten; trouwens geheel jes. XXXIV voorspelt de Fransche omwenteling; Hoofdstuk XXXII behelst de komst van Koning lodewijk den XVIII tot den troon; en Hoofdst. XXXI spreekt van murat en ney, benevens den val van napoleon. Ook de Profeet daniël heeft er niet van gezwegen; en men lette vooral op de curieuse berekening, hoe precise die voorzegging uitkomt op den 5den of het begin van den 6den Aug., de dag, waarop napoleon in 1815 aan boord van de Northumberland naar St. Helena onder zeil ging!
En nu het nog toekomende? Ach, Lezers! verschoont ons, en vergenoegt u met het berigt, dat de voorspellingen van nüse volstrekt op eene gelijke uitlegging der Profeten, als waarvan wij stalen gaven, gegrond zijn, en dat, ofschoon er dan nog vrij wat vreesselijks en akeligs voorvallen moet, alles toch spoedig afloopt en goed uitkomt, daar wij reeds Ao. 1824 alles te boven zijn; want dan zijn wij aan den grooten dag des
| |
| |
Heeren, het duizendjarig rijk, wanneer alles zoo goed, zoo rustig, zoo zalig zal wezen. Maar vooraf, ja! zie het in het boek, wordt het naar en akelig; echter zal er vóór 1819, verzekert nüse, niets bijzonder merkwaardigs gebeuren.
Wij gingen ééne gewigtige bijzonderheid voorbij: Paus pius de VII is joannes de dooper. - Neen! laten wij het wél zeggen: Joannes de dooper was wel de elias, dien de Joden verwachtten, maar niet, dien de Profeten beloofd hadden; en jezus heeft gezegd, men kon het toen zoo wel aannemen, dat joannes de elias was; maar die elias, die al gekomen was, en dien zij niet gekend hadden, is niet die, van wien de Zaligmaker zeide: Hij zal komen, en alles herstellen. Hoe kon men ook zoo onnoozel denken! Hoe kon joannes de Kerk herstellen, die jezus eerst na den tijd van joannes stichten zou? Maar pius de VII is het, en zal dat doen. Vraagt gij bewijs? Hij heeft immers den Ban tegen napoleon en zijne aanhangers uitgesproken? en dezen Ban heeft de Profeet malachias aan de komst van elias verbonden!
Alle deze nieuwerwetsche vreemde wetenschap en wijsheid heeft men, buiten inteekening, voor den spotprijs van f 4-10-:; en echter zouden wij zeer betwijfelen, of de geleerde nüse, voor de werken, die hij ons nog toedenkt, wel gemakkelijk eenen drukker vinden zou, zoo ons de aanzienlijke lijst van veel meer dan zevenhonderd inteekenaren (waarvan de meesten, als wij wél zien, Rotterdammers zijn) daaromtrent niet geruststelde, als strekkende tot een alles afdoend bewijs, dat men, in Rotterdam vooral ook, in deze soort van calculatiën en interpretatiën nog al smaak vindt. |
|