Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1818
(1818)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 98]
| |
gevierd te Loosduinen, door Jan van Eyk, Predikant aldaar. In 's Gravenhage, bij de Erve J. Thierrij en C. Mensing en Zoon. 1817. In gr. 8vo. 41 Bl. f :-9-:Gelijk de Hervormers toen den strijd aanbonden tegen het Bijgeloof, alzoo willen wij nu ons wapenen tegen het Ongeloof en de Ongodsdienstigheid, welke in onze dagen de Hervorming misvormt, en den geopenbaarden Godsdienst de hartader dreigt af te steken. Dit slot der eerste rede van den Eerw. van eyk, en hier en daar nog een soortgelijk woord, heeft ons niet gehinderd. Zoodanige wenken voegen wel; en over het geheel heeft deze Kerkleeraar de Feestviering zeer doelmatig ingerigt, te regt begrijpende, dat hij thans meer tot Eer-dan wel tot Leer-dienst geroepen werd. De tekst voor de Redevoering, des morgens, over de uitnemende waardij der Kerkhervorming, ps. LXXXIX:16, en die voor de Opwekking tot verheerlijking van God daarover, job XXXVI:24a, dienen enkel tot motto. De Leeraar hield zijne Gemeente, derzelver kunde en vatbaarheid, bijzonder op het oog; was vooral bedacht, om den Roomschgezinden niet te ergeren; en zijn toon is eenvoudig en hartelijk. Op de spelling is hier en daar wel iets aan te merken, en op het dan en als schijnt de Eerw. van eyk ook niet vast. Wat den inhoud betreft: in de historische rede zegt hij, 1) wat Kerkhervorming zij, 2) hoe de bedoelde zich heeft toegedragen, en 3) toont derzelver uitnemende waardij. Wij vonden, wat de geschiedenis betreft, slechts deze misstelling: dat luter 31 Oct. 1517 het schrift van den Paus openlijk zou verbrand hebben. Dit is zoo niet; hij deed toen, door het aanslaan zijner stellingen, zijnen vroegeren, hoewel beslissenden, stapGa naar voetnoot(*). Ook zouden wij den | |
[pagina 99]
| |
Wartburg, waar hij zijnen Bijbel begon, liever zijn Pathmos, met zijne eigene woorden, dan wel den kerker genoemd hebben. De namiddag was voor Feestzangen bestemd. Deze Gezangen zijn eenvoudig en goed, door den Leeraar zelven vervaardigd, en wel voor en op verzoek van de Gemeente van Westzaandam, maar nu ook in 's mans eigene Gemeente gebezigd. Zeer kort, en naar den inhoud der beurtzangen gerigt, zijn de toespraken, waarmede dezelve werden afgewisseld. Ziet hier het beloop: 1) De herhaalde herinnering, dat de Hervorming Gods werk is. 2) De aanvankelijke grootmaking van dat werk Gods in dit uur. 3) Het dankbaar voornemen, om de Hervorming in waarde te houden. 4) De hartelijke wensch, om haar oogmerk te bevorderen. Het blijkt alzoo, dat het Feest bij deze Dorpgemeente regt lief en doelmatig gevierd is. | |
No. 9. Leerrede, over de geschiedenis en de hooge waarde der gezegende Kerkhervorming; naar aanleiding van Matth. IV:16a. Door Petrus van Raden, Predikant der Hervormde Gemeente te Breda. Te Amsterdam, bij W. Brave. 1817. In gr. 8vo. 36 Bl. f :-10-:Kortheid in stijl en uitdrukking schijnt juist de zaak van den Eerw. van raden niet te zijn, wiens arbeid overigens lezenswaardig is. Het eerste deel zijner rede geeft de geschiedenis; het tweede de hooge waarde der Hervorming op: (gezuiverde kennis van God en Godsdienst, - verbetering van den uitwendigen eerdienst, - bevordering van deugd, - herstel der regten van de burgerlijke magt, - Christelijke vrijheid.) Het derde | |
[pagina 100]
| |
dringt op de verpligting: om nooit dit tijdstip te vergeten, - aan de waarde der Hervorming te beantwoorden, - en tot liefde jegens andersdenkenden. Onder aan de bladzijden zijn deze en gene aanteekeningen gevoegd van meer- of minder belang. | |
No. 10. Leerrede op het derde Eeuwfeest der Kerkhervorming, met Aanteekeningen. Door J.J. Scholten, Predikant te Breda. Te Amsterdam, bij W. Brave, en te Breda, bij W. van Bergen en Comp. 1817. In gr. 8vo. 46 Bl. f :-11-:Openb. III:11b ziet daar den tekst, en het doel: onze verpligting, om den zegen der Hervorming te bewaren en moedig te handhaven. 1. Die zegen beveelt hare bewaring en handhaving; want die zegen bestaat in godsdienstige verlichting, zedelijke verbetering, en ware godzaligheid. 2. De herinneringen, welke zij verwekt, moedigen er ons toe aan: herinneringen aan God, aan de Hervormers, aan onze Vaderen. 3. Gunstige verschijnselen verzekeren ons het gelukkigst gevolg; deze zijn: de immer voortstrevende geest van godsdienstige verlichting; de meer en meer werkende kracht der Christelijke verdraagzaamheid; de algemeene vestiging van Bijbelgenootschappen. - Wie kent den lofwaardigen prediktrant van den Eerw. scholten niet? - De Aanteekeningen zijn lezenswaardig, en derzelver inhoud wordt door aanwijzing der bronnen genoegzaam gewaarborgd. | |
No. 11. Leerrede, gehouden voor de Protestantsche Gemeente van Zutphen, bij de viering van het derde Eeuwfeest der Hervorming; door G. de Seriere, Predikant bij de Walsche Hervormde Gemeente aldaar. Te Zutphen, bij H.C.A. Thieme. 1817. In gr. 8vo. 45 Bl. f :-8-:Een oordeelkundig Christelijk opstel, naar jo. I:5a. | |
[pagina 101]
| |
1. Er was duisternis op de wereld. 2. Bij de Hervorming scheen licht in de duisternis: (de ware en heiligende zin van Jezus leer werd weder bekend.) 3. Zoo werd de Hervorming voor alle Christenen, en in het bijzonder voor ons, eene bron van rijken zegen. Daar deze Leerrede de geschiedenis moest opgeven, (en dit doet zij hoofdzakelijk, ordelijk en goed) is het laatste stuk slechts kort, en sluit ongedwongen, met de verkondiging: Er is vergeving van alle onze zonden in het bloed van Christus. | |
No. 12. Leerrede, bij gelegenheid der viering van het derde Eeuwfeest der Kerkhervorming; door D.J. van Brandenburgh, Predikant te Delfshaven. Te Rotterdam, bij M. Wijt. 1817. In gr. 8vo. 58 Bl.Bij het afloopen van het Feest des avonds is deze Leerrede over 2 cor. IV:6. gehouden. Zij is wel bewerkt. Ziet hier de hoofdstukken (een weinig bekort): 1. Er is groote gelijkvormigheid tusschen de invoering van het Evangelie en deszelfs herstel bij de Hervorming. 2. Weldadig is derzelver invloed, niet alleen op den Godsdienst, maar ook op de maatschappelijke en burgerlijke betrekkingen. 3. Even moedig als onze voorvaders tegen het bijgeloof, moeten wij strijden tegen het ongeloof. 4. En met hetzelfde wapen, d.i. den Bijbel. Soortgelijken hinder, als wij bij No. 7 gevoelden, gaf ons hier de opzettelijke opwekking tot den noodigen strijd tegen het ongeloof niet: hier toch is de toon meer waarschuwing; daar had zij meer zoo iets van beschuldiging, ook voor de tot het Feest vergaderde menigte. Immers zoo werkte het op ons gevoel. Dan, over het geheel, zijn wij al spoedig geraakt bij het vermoeden, dat men rede en wijsgeerte toch min of meer voor den Christelijken Godsdienst gevaarlijk houdt; daar wij ons hoe langer hoe meer overtuigen, dat het Christendom, | |
[pagina 102]
| |
en alzoo ook de Hervorming, inderdaad de triomf was van echte zedelijke wijsgeerte en gezond verstand, en dat het alleen eene trotsche, zich te veel aanmatigende, valsche wijsgeerte, en alzoo waanwijsheid is, welke de echte Christusleer niet verdragen kan. |
|