staan moet; hetgeen ik vooral noodig houde, omdat er hier en daar wel iets in voorkomt, dat van zelve spreekt, of dat ik begrijp van minder belang te zijn. Aan het slot staat ook niet: dit is nu alles, wat Zijne Majesteit omtrent deze zaak bepaalt en beveelt. De Koning heeft ook niet gezorgd, dat deze wet, onder zijn opzigt, in alle talen is gesteld, noch ook, voor het minst, een zeker kenteeken aangewezen, waardoor hij, die geen Hollandsch verstaat, van het rigtige der overzetting kan zeker zijn. Eindelijk kan ik het origineel handschrift niet inzien; en de Koning zegt ook niet, dat en waar het zal bewaard worden, opdat men het, bij twijfel aan vervalsching of drukfout, kunne raadplegen. Ook lees ik wel, dat deze wet moet gepubliceerd en geaffigeerd, maar niet, dat zij beschreven, gedrukt en gelezen moet worden. Redenen, waarom ik meen, dat, hetgeen gij mij daar in handen geeft, geenszins het
voldoend, best en eenig veilig middel is, om mij den wil des Konings te doen weten. Ik houde Zijne Majesteit voor te verstandig, te magtig en te goed, dan dat hij geenen anderen kengrond van zijnen wil aan zijne onderdanen zou geven.’ - Mijn vriend trok de schouders op, en, mij met medelijden aanziende, meenende dat ik niet wel bij mijne zinnen was, gaf hij zijne gronden niet op, waarom hij meende, dat de Koninklijke wet voldoende en alleen voldoende was, welke ik anders eens even kort en bondig zou hebben omvergestooten, als de Eerw. muller, in deze Leerrede, het Grondbeginsel der Protestantsche Kerk omverstoot. Daar nu gezegde vriend een Roomsch-katholijk is, en met deze Leerrede (geheel op die leest geschoeid) zeer hoog loopt, ben ik grootelijks geregtigd, op mijne beurt de schouders op te trekken, en te twijfelen, of het bij hem in de bovenste verdieping wel volkomen rigtig is. - Ziet daar het berigt van den man, wien de Redactie dit stukje ter beoordeeling zond!
Men moet echter den Eerw. muller het regt doen van te zeggen, dat hij in zijne redenering voet bij stuk