aanraking en vermenging, nóg het Fransch niet naar eisch hebben geleerd te schrijven; en wie streelt zich dan niet met de hoop, dat men eenigermate zal luisteren naar de vermaningen van dezen schrijver, en het Hollandsch te eenigen tijde zal worden, wat het verdient te zijn, - de algemeen geliefde taal van een magtig en bloeijend volk? Wat wij in het onderhavige boekje wijders vinden, om deze zaak aan te dringen, is alle aandacht waardig, zoo al niet voor elk overtuigend en onbetwistbaar. Het komt inzonderheid daarop neêr, dat men zijne eigene taal bij stellige voorkeur, ja bij uitsluiting, moet beoefenen, andere wel leeren om ze te verstaan, en er zich des noods in uit te drukken, maar niet om te schrijven, niet om er in volleerd te zijn. Dit gelukt toch nooit volkomen; denkbeelden en woorden, in de eerste jeugd al ontvangen, zijn zoodanig als te zamen gegroeid en naar elkander afgemeten, dat er geene scheiding, zonder verlies, kan bestaan. Wél hem dan, die eene eigene taal heeft, op eene eigene voldoende, rijke en beschaafde volkstaal kan roemen! Dit is het geval der Belgen; het Hollandsch evenaart niet slechts, maar overtreft Fransch en Engelsch in oorspronkelijkheid, in de groote gave, om, door middel van een matig getal wortelwoorden, zonder vreemde hulp, elk denkbeeld uit te drukken. De schrijver staaft dit met voorbeelden, die doel treffen. En wij kunnen - om te eindigen niet anders dan lof aan doel en behandeling, aan beschouwing en oefening in dit boekje geven.